Pascal Cornet over Economie: repliek op repliek

Pascal Cornet heeft een welwillende commentaar op mijn commentaar op zijn recente post geschreven.

Voor iemand die naar eigen zeggen nog nooit een “grote economist gelezen heeft”, schrijft hij heel slimme dingen over (de ethiek van de) economie.

In de discussie, waaraan ondertussen ook Philippe Clerick deelneemt met een post op zijn blog (reactie daarop binnenkort), moeten we eerst misschien verduidelijken dat we het wel degelijk hebben over de kapitalistische vrijemarkteconomie, het systeem dat vanaf ca 1750 stap voor stap dominant werd voor de organisatie van de productie en verdeling van de goederen en diensten waarmee we onze materiële noden dekken.

Robert Heilbroner stelt dat het kapitalisme drie historische innovaties met zich meebracht voor de organisatie van de economie: een afhankelijkheid van eigenbelang als drijfveer; productie en distributie worden geleid door een marktsysteem waarin elk individu naar eigen goeddunken handelt; en een taakverdeling en -afbakening tussen particuliere spelers en de overheid.

In wat volgt geef ik korte commentaar op passages uit Pascals repliek. Maar lees vooral de volledige post. Ik laat de stukken van Pascal telkens inspringen.

(D)ie wet van vraag en aanbod (kan) voor mijn part op zich moreel indifferent genoemd worden, zoals bijvoorbeeld de zwaartekracht of de wet van de communicerende vaten – het gaat om de manier waarop ermee wordt gewerkt in een vrije markt, waar er, helaas, onvoldoende mechanismen zijn om de hebzucht van individuen in te dijken.

In “onvoldoende mechanismen om de hebzucht van individuen in te dijken” zit volgens mij een dubbele denkfout.

Maar eerst een woordenschatkwestie: kunnen we ophouden om te pas en te onpas “hebzucht” te gebruiken? “Eigenbelang” zegt waar het over gaat, en is emotioneel neutraler én juister. Zoals in Adam Smith: It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker, that we expect our dinner, but from their regard to their own interest.

De denkfouten:

  • De wet van vraag en aanbod is net gestoeld op het eigenbelang van individuen, en zal die dus zeker niet proberen in te dijken.
  • De economie zoals ze vandaag georganiseerd is, zal er in het overgrote deel van de gevallen wel degelijk voor zorgen dat er snel correcties komen wanneer die “regard for their own interest” verwordt tot hebzucht. De bakker die zijn brood, uit hebzucht, te duur verkoopt, zal snel zonder klanten vallen.

Gelooft Pascal dan dat er in een ander systeem dan een vrije markt betere mechanismen bestaan om hebzucht in te dijken? Dan wil ik die graag leren kennen, samen met het bewijs dat ze ergens in tijd en plaats al gewerkt hebben.

Over het fenomeen dat “woekerprijzen” in tijden van schaarste zorgen voor een efficiënte verdeling en productie van schaarse producten:

“Dat kan best zijn, maar waar het mij om te doen is, is dat er aanvankelijk lieden zijn die woekerprijzen vragen en zich niet bekommeren om wie dringend die mondmaskers nodig heeft. De gelegenheid maakt de dief en de marktcorrectie komt altijd te laat.”

Als de markt haar werk kan doen, zal de marktcorrectie ogenblikkelijk zijn, en dus niet te laat komen. Ja, de verkopers van mondmaskers bekommeren zich misschien meer om hun eigenbelang dan om wie werkelijk mondmaskers nodig heeft, en dat druist in tegen onze ethische intuïtie. Maar dat is het mooie van het systeem: het uiteindelijke resultaat is dat de maskers terecht komen waar ze het meeste nodig zijn én dat er snel bijgeproduceerd worden.

We moeten hier echt een keuze maken. Blijven we op onze onze moral highground staan en eisen we van iedereen “ethisch heldendom”? Of kiezen we voor oplossingen die werken?

In mijn best mogelijke aller werelden zijn er geen nutteloze producten.

Welnu, goed nieuws. In de vermaledijde economie zoals die vandaag werkt, zijn er geen nutteloze producten. Mochten ze echt nutteloos zijn, zou niemand ze willen, en zouden ze niet gemaakt worden. De piramiden, die gebouwd werden op commando, die waren nutteloos. Natuurlijk zijn er producten die Pascal compleet nutteloos vindt, en de kans is groot dat het net dezelfde producten zijn die ikzelf nutteloos vind.

Iets anders is natuurlijk als de prijs van het product niet de volledige kost van het product zou weerspiegelen. Pascal geeft zelf het voorbeeld van de prijs van vliegtuigreizen, die niet de maatschappelijke kost van de CO2-vervuiling weerspiegelt. Daar zit, zoals economisten hebben gevonden, een “marktfalen”.

Maar ook hier is er goed nieuws. Diezelfde economisten hebben daar een oplossing voor gevonden: de CO2-tax. Het mooie is: deze oplossing hoeft geen beroep te doen op een verondersteld aanwezig of niet aanwezig “ethisch heldendom”. Dat zou immers niet werken, zoals Pascal ook beseft. In gevallen zoals deze is het gepast dat de overheid optreedt en een CO2-tax oplegt, niet om ethisch heldendom af te dwingen, maar opdat de geest van de regels van de vrije markt zou worden nageleefd.

Merk op: de geschiedenis leert dat het verzet van de vermaledijde winstbeluste ondernemers tegen zulke belastingen meestal hevig, maar ook kortstondig is, zolang de tax maar wordt opgelegd aan iedereen uit de sector. Economisten pleiten al decennia voor belastingen zoals een CO2-tax en rekeningrijden. Het verzet komt van de politici die wij verkozen hebben, en van groene en gele hesjes.

Er is nooit een winst die niet een winst-ten-koste-van is.

Dat is te kort door de bocht.

Economisten maken onderscheid tussen winst en rente. Winst is, zoals Pascal het juist omschrijft, een billijke vergoeding voor geleverde inspanningen. Concurrentie en de vrije markt moeten er in principe voor zorgen dat die winst nooit buitensporig wordt.

Rente is winst die hoger is dan wat economisch of sociaal noodzakelijk is. Denk bijvoorbeeld aan monopolierente. Rente zal vaak “ten koste van” zijn.

Maar normale winst is win-win en dus het tegenovergestelde van “winst-ten-koste-van”.

De kruidenier verkoopt haar producten met winst, deels om haar kosten te dekken en in haar levensonderhoud te voorzien, deels, als zij slim is, om haar innovatief ondernemerschap te belonen. Wij kopen haar producten en het wonder is dat ook wij het gevoel hebben dat we een goede deal gedaan hebben. Anders zouden we hem niet doen. Win-win.

De innovatieve ondernemer kan in zeldzame gevallen, zolang haar concurrenten haar niet op de hielen zitten, een extra winstje aanrekenen voor de innovatie. Die extra winst is te vergelijken met een monopolierente (omdat de innovatieve ondernemer een tijd lang de enige is met een nieuw product). Maar zodra de concurrentie begint te spelen, smelt die extra-winst weg.

De economist William Nordhaus berekende dat, historisch gezien, maar twee procent van de maatschappelijke waarde van de innovatie naar de ondernemer vloeit. Op termijn komt de winst van de innovatie de hele maatschappij ten goede. Win-win-win.

En ziedaar het ethische failliet van de economie: afgedwongen goedheid is in moreel opzicht niet bijzonder hoogstaand.

Het gaat niet om goedheid; het gaat om efficiëntie. Als we de afgelopen twintig, veertig, honderd jaar miljarden mensen uit de absolute armoede hebben bevrijd, dan komt dat niet doordat we beter geworden zijn, maar doordat we efficiënter geworden zijn. Volgens welke maatstaf zou dat een ethisch faillissement zijn?

De ethiek van de economie is, zoals de Canadese filosoof Joseph Heath overtuigend uitlegt, een adversarial ethiek, (noodzakelijk) gekarakteriseerd door conflict en strijd, net zoals de ethiek van het juridisch systeem, van een tweepartijenstelsel of van de sport.

Die adversarial ethiek is voor onze alledaagse intuïtie inderdaad vaak niet bijzonder hoogstaand. Een voetballeek die een sliding ziet, zal verontwaardigd reageren. De speler die door een fout van de tegenstander een bal in open doel kan trappen, maar dat weigert om een “ethische held” te worden, zal – terecht – afgestraft worden door zijn team. Advocaten van misdadigers kunnen zelden op sympathie rekenen.

Maar het werkt wel. En akkoord, het werkt vaak niet perfect. In de sport en in het juridisch systeem zul je valsspelers hebben. Daar is helaas niet echt een sluitende oplossing voor, buiten een algemeen beroep op fair play en op het naleven van de geest van de regels, dat niet altijd zal werken.

Het wonder van de economie zoals we die kennen sinds ca 1750, is dat ze een systeem is dat we niet eens zelf gedesigned hebben, maar dat er in slaagt in een adversarial context van eigenbelang en competitiviteit toch een coöperatief resultaat te realiseren.

We zijn geneigd dat coöperatieve resultaat “niet bijzonder hoogstaand” te vinden omdat de manier waarop het tot stand komt anders is dan de coöperatieve resultaten die we bereiken in kleinere, solidaire groepsstructuren zoals de familie of de vriendengroep. Het probleem is dat die context van de solidaire groepsstructuur, waarin we onze basis ethische intuïties ontwikkeld hebben, niet schaalbaar is naar de volledige economie, naar de company of strangers (Paul Seabright) waarmee we in toenemende mate wereldwijd samenwerken.

Maar waar het me eigenlijk om te doen is, … is dat er in de economie, die onze levens tot in de fijnste vezels en aderen beheerst en doorstroomt, een systeemfout zit … (D)e systeemfout is dat er in de economie altijd minstens een mogelijkheid is van onethisch gedrag.

De systeemfout die Pascal in de economie ziet, zou die niet in de mens zitten, en altijd gezeten hebben?
Zoals de economische historicus Deirdre McCloskey opmerkt: Auri sacra fames, de onstilbare honger naar goud, die volgens Marx de systeemfout was in het kapitalisme, komt uit boek 3 van de Aeneis, 19 v.Chr., niet uit de Harvard Business Review of uit Ayn Rand.


Pascal Cornet over Economie

Zie, dat is de moeilijke job die ik mezelf gegeven heb met reluctanteconomist.com. Mensen die ik sympathiek vind, en die ik zeer waardeer, vooral om hun intellect, proberen duidelijk maken dat ze misschien hun gedacht over “economie” moeten herzien.

Ik probeer het op kousenvoeten te doen, zonder neerbuigend of betweterig over te komen, maar besef dat ik nog niet helemaal de juiste toon gevonden heb daarvoor.

Soit. Een recente post van slimme mens Pascal Cornet op zijn zeer lezenswaardige blog Het leven als voorlopige oplossing is te exemplarisch om te laten liggen. Exemplarisch in de zin van: hoe verstandige mensen, vanuit een begrijpelijke en prijzenswaardige ethische reflex, fout over economie denken.

Het zit hem, ook bij Pascal, eerst en vooral in de toon en de impliciete oordelen:

het – onvermijdelijke – handelsverkeer“. Impliceert de toon en het tussengeworpen “onvermijdelijke” hier niet dat handelsverkeer een noodzakelijk kwaad is? Iets dat nu eenmaal bij het leven hoort, maar dat je zedig probeert weg te stoppen, zoals naar het toilet gaan?

We staan ver van de lofzang op le doux commerce van Montesquieu: “C’est presque une règle générale, que partout où il y a des mœurs douces, il y a du commerce, et que partout où il y a du commerce, il y a des mœurs douces

… schaamteloze woekerprijzen … De wet van vraag en aanbod. Die schaamteloosheid, waarmee men toegeeft aan de meest verwerpelijke economische instincten: dát is het probleem.” Het is niet correct om de wet van vraag en aanbod te linken aan schaamteloosheid en verwerpelijke instincten. Als de wet van vraag en aanbod goed (vrij) kan werken, zorgt ze voor het hoogst mogelijke maatschappelijk welzijn. Economisten van Adam Smith tot Joseph Stiglitz hebben daar lang en grondig over nagedacht en hebben een redelijk stevige (maar, toegegeven, geen onwrikbare en uitzonderingsloze) basis gegeven aan die stelling.

Het is intellectueel oneerlijk om al dat denkwerk van de Worldly Philosophers achteloos van tafel te vegen.

zwicht voor klein profijt“. De toon impliceert dat dit zwichten iets verwerpelijk is, dat “klein profijt” een kracht is die je van ware, rechte paden doet afdwalen. Alweer: doux commerce, of misschien Bourgeois Virtues: Ethics for an Age of Commerce?

De denkfout die Pascal, en met hem veel van mijn welmenende vrienden maken, is “economie” te vereenzelvigen of in dezelfde adem te vernoemen als de uitwassen die economische actoren af en toe wel degelijk begaan.
Het is een denkfout omdat availability bias en de media ervoor zorgen dat de uitwassen exemplarisch lijken voor wat de economie is en doet, zoals in het callcenterschandaal waar Pascal naar verwijst, terwijl de uitwassen (in grote mate) eerder uitzondering dan regel zijn.

Het is ook een denkfout omdat er, in de vereenzelviging, vaak achteloos dingen worden beweerd die gewoon niet kloppen.

Zoals bijvoorbeeld wanneer “de wet van vraag en aanbod” en “schaamteloosheid” in een adem worden vernoemd.

Of in Pascals worsteling met “een eerlijke prijs”. Hij bevindt zich daar overigens in goed gezelschap. Onze gezamenlijke vriend Thomas Van Aquino vroeg zich al af of er een iustum pretium, een rechtvaardige prijs, bestond, en of je iets mag verkopen voor meer dan het (“echt”) waard is. (Summa Theologiae, 2-2, q. 77, art. 1)

Ondertussen zijn we daar wel uit. Een prijs is wat hij is.

Pascal stelt wrevelig vast: “Het heeft allemaal een prijs en daar heb je je naar te schikken“.

Maar dat consumenten en bedrijven een prijs als gegeven beschouwen, waarnaar ze zich te schikken hebben, is nu net een van de vereisten
voor perfecte concurrentie
, die, samen met winstbejag, zullen zorgen voor het hoogst mogelijke maatschappelijke welzijn.

De prijskwestie wordt op de spits gedreven in de weerzin tegen “woekerprijzen” (voor sneeuwschoppen in de winter of mondmaskers en zelftesten in een pandemie) in tijden van schaarste.

Die weerzin is een begrijpelijke ethische reflex, maar misplaatst vanuit het oogpunt van efficiëntie.

Wat doet immers een “woekerprijs” in tijden van schaarste?
A price is a signal wrapped up in an incentive.
Hij zorgt ervoor dat de sneeuwschoppen, mondmaskers of zelftesten terechtkomen bij mensen die ze het meest nodig hebben.
Hij zendt tegelijk een signaal naar de producenten van die goederen om er meer van te produceren.

Probleem efficiënt opgelost, en met het grootste maatschappelijke welzijn als resultaat.

Ik weet, efficiëntie hoort thuis in het rijtje “winstbejag”, “vraag en aanbod”, “klein profijt”, “economische instincten”.

Maar hoewel efficiëntie een politieke wees geworden is, is het wel degelijk een ethische, na te streven waarde.

Neen, economie boort niet het beste in de mens aan,” vindt Pascal. Bwa, misschien niet het aller- allerbeste, maar toch het betere (Bourgeois Virtues). Bijvoorbeeld vergeleken met een maatschappelijke organisatie waarin het de kasteelheer of de dictator of de bisschop is die, in plaats van de burger zelf, bepaalt wat “het beste” is voor die burger?

Het handelsverkeer is inderdaad “onvermijdelijk”. Niet omdat het ons doet “zwichten voor het kleine profijt” of omdat het blijk geeft van “schaamteloosheid”, maar omdat het win-win is. In de miljarden handelstransacties die mensen dagelijks verrichten, vinden zowel koper als verkoper een surplus. Anders zouden ze niet plaatsvinden.

Pascal geeft ruiterlijk toe: “En neen, ik weet geen alternatief.” Maar hij ontsnapt toch niet aan de verleiding om een snelle gooi te doen:

(H)et zou anders kunnen. Met solidariteit in plaats van winstbejag. Eerlijkheid in plaats van fraude en leugenachtigheid. Rechtvaardige verdeling in plaats van rijker willen zijn dan nodig is.

Dat lukt niet, Pascal. Je krijgt het niet georganiseerd. Misschien wel op de kleinere schaal waarin we samen gaan kamperen, maar niet op de grotere maatschappelijke schaal die ons hier zou moeten interesseren.