De nucleaire familie was een aberratie

Uit de krant van een tijd geleden:

Ruim dertig jaar had C.M. (50) geen contact met haar broer. Vorig jaar ontdekte ze dat hij was overleden in Brussel, na een leven op straat. Hem begraven kon pas na vijf weken. ‘De verantwoordelijke van de gemeente was met vakantie.’

Ik heb het zelf twee keer moeten lezen, en ik weet niet of de journalist het zo bedoeld heeft, maar je kan niet anders dan vallen over het schrijnende contrast tussen de dertig jaar en de vijf weken. Er lijkt ook een uitgesproken of onuitgesproken verwijt te zijn, maar geen spoor van berouw.
Hetzelfde maken we nu mee met wat in de rusthuizen is gebeurd. We zijn met zijn allen graag kritisch voor een organisatie die in uitzonderlijke omstandigheden gefaald heeft om mensen te beschermen die wij daar wel zelf hebben weggestoken.

De twee cases roepen interessante vragen op over de (economische en sociale) rol van de familie.

Journalist en schrijver David Brooks schreef in het maart-nummer van The Atlantic een opgemerkte en heel grondige analyse van de Amerikaanse familie: The Nuclear Family Was a Mistake. De cijfers en onderzoeken die Brooks citeert zijn Amerikaans, maar zijn analyse en conclusies zijn toepasbaar op Europa, denk ik, of zullen het zijn binnen een aantal jaren.

Brooks schetst de evolutie van de extended en corporate family van de 19de en begin 20ste eeuw, de uitgebreide familie waar ouders, kinderen, maar ook grootouders en andere familieleden het (landbouw)bedrijf exploiteerden, naar de nuclear familie – enkel ouders en kinderen – die vanaf ongeveer de jaren 1920 de norm werd. Tegen 1960 leefde 78 procent van de Amerikaanse kinderen in zo’n nuclear family.

Dat die nuclear family ook vandaag nog vaak als de norm wordt aanzien, is eigenaardig. Want, zo stelt Brooks, eigenlijk heeft deze familievorm maar echt goed gewerkt van 1950 tot 1965 en onder bijzonder voorwaarden, zoals vrouw aan de haard. Voor zover hij vandaag nog werkt, is dat voor een beperkt deel van de (Amerikaanse) bevolking.

If you want to summarize the changes in family structure over the past century, the truest thing to say is this: We’ve made life freer for individuals and more unstable for families. We’ve made life better for adults but worse for children. We’ve moved from big, interconnected, and extended families, which helped protect the most vulnerable people in society from the shocks of life, to smaller, detached nuclear families (a married couple and their children), which give the most privileged people in society room to maximize their talents and expand their options. The shift from bigger and interconnected extended families to smaller and detached nuclear families ultimately led to a familial system that liberates the rich and ravages the working-class and the poor.

Vandaag leeft nog slechts een derde van de Amerikanen in een nuclear family. Er zijn meer Amerikaanse huizen met huisdieren dan met kinderen. En veel Amerikaanse mannen leven de eerste twintig jaar van hun leven zonder vader en de volgende vijftien zonder echtgenote.

Brooks vindt dat zowel conservatieven als progressieven fout reageren op de teloorgang van de nuclear family.

Social conservatives insist that we can bring the nuclear family back. But the conditions that made for stable nuclear families in the 1950s are never returning.
Progressives, meanwhile, still talk like self-expressive individualists of the 1970s: People should have the freedom to pick whatever family form works for them. And, of course, they should. But many of the new family forms do not work well for most people.

In plaats van een terugkeer naar de nuclear family ziet Brooks een terugkeer van de extended family, onder verschillende vormen, en gedreven door een combinatie van economische motieven en sociale impulsen.

Rijkere mensen kopen gewoon extended families, door personeel aan te nemen dat voor hen alle functies verricht die vroeger in de extended family werden verricht, van babysitting tot bijscholing en therapie.

Vooral sinds de economische crisis van 2008 ziet Brooks ook een toename van multigenerationele huishoudens, van volwassen kinderen die terug thuis gaan wonen en van nieuwe woonvormen zoals coöperatief wonen.

Tegelijk kan je ook niet naast de heel sterke correlatie tussen rijkdom van een land en aantal single huishoudens en kleine gezinnen kijken.

Wat Brooks de ietwat bittere vaststellingen ontlokt:

First, the market wants us to live alone or with just a few people. That way we are mobile, unattached, and uncommitted, able to devote an enormous number of hours to our jobs. Second, when people who are raised in developed countries get money, they buy privacy.