Het Frankrijk van Le Pen: basse-classe veramerikanisering

De Poolse journalist Krzysztof Tyszka-Drozdowski maakt in Unherd een goede analyse van de sociologische achtergronden van de Franse presidentsverkiezingen. Hij baseert zich daarbij op de Franse socioloog en peilingenspecialist Jerôme Fourquet, en de analyse in zijn boek L’Archipel français, une nation multiple et divisée (2019).

Fourquets bevindingen lijken in grote lijnen dezelfde als de analyses die we lazen over Brexit. De scheidingslijnen liggen veel minder tussen traditioneel links en rechts, maar tussen de winnaars en de vergeten verliezers van de globalisering, met daar tussenin een verdwijnende middenklasse.

Nieuw voor mij waren de waarnemingen van Fourquet over hoe verstrekkend de veramerikanisering van Frankrijk is. Waar globalisering een splijtzwam is, lijkt die veramerikanisering een gemeenschappelijk kenmerk voor zowel winnaars als verliezers van de globalisering.

Het zijn wellicht vooral de Macron-kiezers die ook Engels spreken en lezen. Maar de culturele impact is toch breder.

Meer dan drie kwart van de Fransen onder 35 jaar bezocht al Disneyland. Als indicator van wat Fourquet (of Tyszka-Drozdowski?) kitschy low-status Americanisation noemt, wijst hij onder meer nog op de blijkbaar immense populariteit van country music clubs en van vintage Amerikaanse wagens.

Fourquet deed ook analyses op de geografie van voornamen in Frankrijk. De kaart van Amerikaanse voornamen heeft een merkwaardige grote overlap met gemeenten waar Le Pen de meeste steun heeft.

Zelfs het oerfranse instituut van de gastronomie ontsnapt er niet aan. De Buffalo Grill keten (“American bbq mais french charolais!”) is vandaag volgens Wikipedia de grootste themaketen in Frankrijk. De keten werd in 1980 opgericht door de Fransman Christian Picart, telt vandaag 360 restaurants, serveert 31 miljoen maaltijden per jaar en is door de Fransen al drie keer uitgeroepen tot favoriete restaurantmerk, de laatste keer in 2018.

Zijn een aantal inzichten ook relevant voor Vlaanderen en België?

Via marginalrevolution.


Pro-markt is niet pro-business

Elk jaar geven de Vlaamse en de federale overheid miljardensubsidies aan de bedrijven, niet omdat het goed beleid is, maar onder druk van de lobby’s …
Altijd duiken dezelfde argumenten op: die subsidies, elk jaar vele miljarden euro’s, zouden garant staan voor jobs, investeringen, innovatie, wat al niet. Die vermeende effecten zijn altijd erg abstract, moeilijk te bewijzen en laten veel ruimte voor gratuite beweringen.

Dat is uit een scherpe, factuele en goed geresearchede column van senior writer en bevlogen pen Marc Reynebeau van De Standaard.

De aanleiding is de recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie dat de Belgische fiscus met de excess­-profit rulings illegale staatssteun aan multinationals verleent. Het Hof volgt daarmee Europees commissaris Margrethe Vestager, die al jaren die overwinstrulings aanvecht.

Reynebeau legt de vinger op een zeer zere wonde, die overal wel woekert, maar die in België te weinig wordt blootgelegd of aangeklaagd. Politici, ook en zelfs vooral als ze zich voorstanders van de markteconomie verklaren, zijn in hun handelen vaak niet pro-markt, maar pro-business. En dat is iets heel anders.

Een goed werkende kapitalistische vrije markt heeft een overheid nodig die de regels van die markt oplegt en afdwingt, en een level playing field creëert voor alle spelers.

Reynebeau reconstrueert hoe in het gekonkel rond de overwinstrulings alvast Open VLD, N-VA en CD&V, alledrie pro-markt (en anti-overheidsbeslag) in woorden, in daden gewoon pro-business zijn, en aan de leiband lopen van lobby’s. Waardoor ze het overheidsbeslag op de economie royaal laten stijgen.

De argumentatie die die politici dan aanvoeren – jobs! investeringen! innovatie! … – ontmaskert Reynebeau als abstracte retoriek, waar achteraf meestal heel weinig van terechtkomt, of die moeilijk hard te maken is.

Bijzonder kwalijk in dit duistere gebeuren is de draaideur tussen politiek en bedrijfsleven, waarmee de lobbyisten zichzelf en hun klanten op een discrete manier het leven gemakkelijk maken.

Reynebeau brengt nog eens onder de aandacht dat de kabinetschef van Johan Van Overtveldt, destijds als minister van Financiën een van de grote verdedigers van de overwinstrulings, na een passage van zes maanden op het kabinet Financiën, de politiek verliet en een advocatenkantoor begon dat zich specialiseerde in … overwinstruling.

(Z)olang politici voorrang blijven geven aan subsidiebeluste, discrete lobby’s en hun in woordenbrij verpakte dogma’s, zullen ze vrede nemen met ritueel gejammer over het hoge overheidsbeslag of over de vermeende, maar toch dringend te beteugelen gulheid van de welvaartsstaat.

Eentje om bij te houden.