Recovery alphabet: Gaan we naar een vierkantswortelherstel?

Al van bij het begin van de Coronacrisis wordt er gespeculeerd over de vorm die het economisch herstel ooit zal aannemen.

Wordt het een scherpe V, een slome U, een teleurstellende W, of een desaustreuze L?

Paul de Grauwe en Yuemei Ji van University College London speculeerden in september al op een V-vormig herstel, dat bovendien scherper zou zijn en sneller zou komen dan in twee vorige depressies, de Grote Depressie van begin de jaren 1930 en de bankencrisis van 2007-2008.

De vraag bij een V-vormig herstel blijft echter: zijn we het stuk in het dal van de V voorgoed kwijt? Of halen we dat welvaartsverlies nadien in?

Voor het tweede, meest positieve scenario stel ik de term vierkantswortelherstel voor. Het opgaande stuk van de V stijgt dan hoger dan het neergaande stuk. Het meest rechtse been van de vierkantswortel moet dan ook wel blijven stijgen.

vierkantswortel

Is dat scenario overdreven optimistisch? Een snel herstel is niet onrealistisch en lijkt zelfs al in enkele cijfers te zitten.

De kleinhandel realiseerde in de laatste maand van vorig jaar 5 procent meer verkoop dan in december 2019. Nagenoeg alle subsectoren van de kleinhandel droegen bij tot die groei.

kleinhandel herstel

“Motorbrandstoffen in gespecialiseerde winkels” daalde wel met 13 procent tegenover december 2019. “Textiel, kleding, schoeisel en lederwaren” daalde met 7 procent jaar op jaar, maar kende in december toch een fors herstel, na de dramatische val in de lockdown van november.

Maar kijk eens naar “Postorderbedrijven en internet”: een groei met 46 procent van december tot december. Kleding bevond zich overigens al in 2019 onder het niveau van 2015 (94 tegenover 100). Er is wellicht een verhaal te maken waarin de stagnatie en achteruitgang in de detailhandel in kleding structureel te wijten is aan e-commerce, en minder aan Corona. De overheid moet daar rekening mee houden als ze strooit met steunmaatregelen.

e-commerce en kleding

Als we uitzoomen naar de volledige economie, dan zien we dat het Bruto Binnenlands Product in 2020 gedaald is met 6.2 procent, de grootste daling sinds de Tweede Wereldoorlog. Maar ook op dit niveau zijn er hoopvolle tekenen. Het bruto beschikbaar inkomen is in het rampjaar niet dramatisch gedaald. In het derde kwartaal van 2020 is het zelfs met bijna 2 procent gestegen (in lopende prijzen) tegenover hetzelfde kwartaal in 2019.

beschikbaar inkomen 2019-2020

Gezinnen hebben een deel van dat beschikbaar inkomen weliswaar niet uitgegeven. Waaraan zouden ze? De spaarquote bedroeg in het tweede kwartaal een ongeziene 34 procent; in het derde kwartaal nog altijd 13 procent. Dat betekent dat er heel wat geld klaar ligt om uitgegeven te worden zodra zich de gelegenheid voordoet.


Oei, geen groei (2 en slot)

In een vorige post toonde ik dat de degrowth-beweging historische wortels heeft die – bizar genoeg, of net niet – teruggaan tot het moment dat Westerse economieën begonnen te groeien na eeuwen stagnatie.

De lijst toonaangevende degrowth-auteurs is natuurlijk veel langer dan het exemplarisch lijstje auteurs die ik citeerde. Maar laten we ervan uitgaan dat ik mijn degrowthers gelezen heb. Welnu, ik ben wijzer geworden, maar geraakte niet overtuigd, noch door de theorieën, noch door de feiten.

Overigens, je kan veel zeggen over groei, maar niet dat het geen super-interessant fenomeen is. Hoe komt het dat een economie groeit? Kunnen we een economie doen groeien? Hoe komt het dat economische groei pas in de tweede helft van de 18de eeuw opgedoken is als fenomeen dat onlosmakelijk verbonden lijkt met (toen: Westerse) economieën? Hoe komt het dat het ene land groeit en het andere soms decennialang niet of nauwelijks?

Het zijn letterlijk levensbelangrijke vragen, waar economen eigenlijk nog geen sluitend en eensgezind antwoord op gevonden hebben. Dat alleen al zou de degrowthers (en de pro-growthers) tot voorzichtigheid moeten manen.

Ziehier dus: een pleidooi voor groei in negen bedenkingen, die volgens mij niet altijd voldoende beantwoord worden door het meest fanatieke deel van de degrowth-beweging.

  1. Groei is een wonderbaarlijk en moeilijk te vatten fenomeen, vooral samengestelde groei. We kennen het verhaal van de Iraakse geleerde Ibn Khallikan, die in 1256 al uitlegde hoe je op een schaakbord, beginnend met 1 rijstkorrel op het eerste vak, 2 op het tweede, 4 op het derde, uiteindelijk op het 64ste bord zou uitkomen met 18 triljoen rijstkorrels, 5 miljard zwembaden vol rijst.

    Het verschil tussen een economische groei van 1 procent per jaar en 2 procent per jaar lijkt triviaal. Maar met de eenvoudige “verdubbelregel van 70” (70 gedeeld door het groeipercentage = het aantal jaren om te verdubbelen) vinden we dat een economie bij een groei van 2 procent elke generatie verdubbelt (70:2=35jaar). In China, waar de economie de jongste jaren groeide met 7 procent per jaar, verdubbelde de economie dus om de tien jaar.

    Dat is fenomenaal. En vooral: dat is exact wat gebeurd is in de afgelopen +/- 200 jaar, eerst in de Westerse economieën, dan ook elders.

    Historicus en econoom Deirdre McCloskey noemt het The Great Fact: het grote feit dat nog altijd niet helemaal verklaard is, en dat steevast mis- of onderkend wordt. Rond het jaar 1800 leefden we op 3 dollar per dag. En voor zover we toen wisten, zouden onze kinderen, kleinkinderen en achterkleindkinderen met datzelfde bedrag moeten blijven rondkomen, elke dag. Vandaag 2020, is dat, give or take, 100 dollar per dag. Een stijging met 3,233 procent. Sta er toch even bij stil.

  2. 3,233 procent is wellicht nog abstract. Concreter dan. Groei zorgt ervoor dat we minder moeten werken voor dezelfde consumptie, of dat we even lang kunnen werken voor meer consumptie.

    Steven Horwitz berekende het op kortere termijn, met vergelijkbare prijzen en gestegen uurlonen. Onze ouders moesten in 1975 ongeveer 5.5 uur werken om zich een broodrooster te veroorloven. In 2011 vergde diezelfde (neen, een fel verbeterde) broodrooster 51 minuten werk. Een wasmachine: 100 uren werk in 1959, 23 uur werk in 2013. Een televisietoestel: 128 uren werk in 1959, 21 uur werk in 2013.

  3. Het televisietoestel brengt ons bij een volgende, onderbelichte en ook bediscussieerbare kwestie. Het tv-toestel van 2013, waarvoor we maar een zesde van de tijd moesten werken vergeleken met 1959, is ook veel beter van kwaliteit dan een TV-toestel uit 1959. Die kwaliteitsverbetering wordt niet eens meegerekend in de kwantitatieve groeiverhalen.

    Niet alleen ons tv-toestel, maar ook onze gezondheidszorg en onze auto’s zijn verbeterd tegenover die van vorige generatie; de keuze en consumptie van ontspanning, cultuur en lectuur zijn toegenomen; onze woningen zijn comfortabeler geworden.

    Economist en fellow aan het American Enterprise Institute Bret Swanson berekende dat een iPhone van 2016 in 1991 12.7 miljoen dollar zou gekost hebben om te produceren. We kunnen daar schamper over doen, maar we hebben hem toch allemaal in onze zak.

  4. Het eenvoudigste en tegelijk krachtigste argument voor groei is volgens mij dit: Stel dat we samen beslissen om niet te groeien; als ik dan om welke reden ook groei (volgens een bepaalde maatstaf), dan moet jij per definitie krimpen (volgens diezelfde maatstaf).
    Mijn verbetering is jouw verslechtering. Zero-som denken, terwijl economie in essentie win-win is.

  5. Mijn standaard economische vraag: hoe gaan we dat organiseren? Welke honderdduizenden afspraken zouden we zelfs in een eenvoudige gesloten economie moeten maken om niet te groeien?

    Groei komt voor een deel vanzelf; voor een deel is er ook vraag naar. Hoe gaan we die dynamieken lamleggen?

  6. Daarbij aansluitend: degrowth is natuurlijk een Euro- en VS-centrische vraag. Gelukkig erkennen ook de meeste degrowthers dat.
    Maar de implicaties van Afrika en andere arme delen van de wereld te laten bijbenen, zijn natuurlijk veel groter dan dat we dan armoede uit de wereld hebben gebannen.

    De 800 miljoen mensen (60 miljoen erbij door Corona) die zich de komende jaren hopelijk uit de extreme armoede gaan groeien, en het 1.7 miljard dat zich uit armoede (minder dan 3 dollar per dag) zal worstelen, wat gaan die doen? Onderwijs volgen, ondernemen, uitvinden, handel drijven, natuurlijk. Hetzelfde als wat wij de afgelopen 200 jaar gedaan hebben.
    Hoe kunnen we verwachten dat dat de wereldwijde groei niet zal beïnvloeden?

  7. Dat effect van de toevoeging van nieuwe kennis aan de wereldbevolking is heel belangrijk in het groei/degrowth-debat.

    Degrowth focust zich vaak op grondstoffen, die eindig zijn. Kennis daarentegen groeit naarmate er meer van gebruikt wordt, omdat kennis non-rivaal is (we kunnen samen dezelfde kennis gebruiken zonder dat die “opgebruikt” wordt) en doordat er sterke netwerkeffecten spelen (in een groep van 1000 mensen zal kennis zich explosief sneller verspreiden dan in een groep van 100 mensen; of anders gezegd: de waarde van kennis vergroot exponentieel naarmate er meer mensen gebruik van maken).

    De Amerikaanse Nobelprijswinnaar Economie en ex-chief-economist van de World Bank Paul Romer verwoordt het mooi: “Economic growth springs from better recipes, not just from more cooking.”

  8. Waarmee we in het klimaatdebat zitten. In de kookmetafoor van Paul Romer bekijken klimaatpessimisten en degrowthers groei teveel vanuit het “more cooking” paradigma (meer middelen en grondstoffen gebruiken) en te weinig vanuit het “better recipes” paradigma (meer capaciteit creëren met dezelfde middelen).

    Het getuigt van een groot cultuurpessimisme als we geloven dat alle opportuniteiten voor de verbetering van productiviteit en efficiëntie (better recipes) opgebruikt zijn. Decoupling (het verder loskoppelen van groei en gebruik van grondstoffen) is een reële mogelijkheid, zeker naarmate we een beroep kunnen doen op een steeds grotere kennispool ((6) en (7)).

    Maar het dilemma is reëel, want volledige decoupling bestaat natuurlijk niet. Stimuleren we groei nu om straks beter het hoofd te kunnen bieden aan klimaat- en andere uitdagingen (de volgende virusuitbraak)? Of nemen we het zekere voor het onzekere en gaan we groei afremmen of stoppen?

    Het probleem is dat we, om uit dit dilemma te geraken, geen andere keuze hebben dan inzichten uit redelijk exacte wetenschappen en technologie te combineren met inzichten uit de veel minder exacte en veel meer ideologisch geladen wetenschap die de economie is. En op het einde moeten er politieke keuzes worden gemaakt.

  9. Betekent groei automatisch vooruitgang? Groeit welzijn naarmate welvaart toeneemt? Ook hier is de jury nog aan het beraadslagen.

    Er zijn heel wat indicaties dat welzijn en geluk wel degelijk toenemen met welvaart tot op een zeker niveau, maar dat vanaf een bepaald niveau van welvaart geluk en welzijn niet meer meegroeien. Dat is de zogenaamde Easterlin-paradox, naar de Amerikaanse economist Richard Easterlin (die mij ook de naam van deze blog bezorgde).

    De Amerikaanse politieke economist Benjamin Friedman toonde in The Moral Consequences of Economic Growth (2005) in een grondig historisch onderzoek aan (niet helemaal overtuigend volgens mij) dat groei leidt naar opener en democratischer samenlevingen.

    Deirdre McCloskey houdt in haar magistrale “Bourgeois” trilogie in haar heel eigen stijl een ontzettend gedocumenteerd pleidooi voor Bourgeois Virtues, Bourgeois Dignity en Bourgeois Equality. En voor groei dus. Zij noemt het: geef mensen de gelegenheid “to have a go“.

    Zelf denk ik dat een agnostische houding over het verband tussen groei en welzijn, zeker voor groei op middellange termijn, intellectueel eerlijker is dan wat zowel de extreme vooruitgangsdenkers als de anti- en degrowthers propageren.

Ik hoop dat de lezer begrijpt dat het lijstje van bedenkingen over groei hierboven heel onvolledig is. Er zijn heel wat zaken die ik (nog) niet aangeraakt heb.

Hoe meten we groei? Is het BBP daar de beste maatstaf? Internationale instellingen zoals de Verenigde Naties gebruiken al dertig jaar de Human Development Index (HDI), die in 1990 ontwikkeld werd door de Pakistaanse economist Mahbub ul Haq en de Indische economist en Nobelprijswinnaar Amartya Sen, als een indicator die mensgerichter is dan het koude BBP.

Onderzoekers van het International Institute for Applied Systems Analysis en de Hong Kong University of Science and Technology onderzochten recent of een alternatieve maatstaf, de Human Life Indicator (HLI), niet nog een vollediger beeld geeft van ontwikkeling, onder meer door meer rekening te houden met ongelijkheid in verwachte levensjaren, met ongelijkheid tegenover de dood dus (een uitdrukking van mijn leermeester Herman Deleeck).

Zal groei de komene jaren jobs opleveren? Of kijken we voor de nabije toekomst naar jobloze groei, of enkel groei in welbepaalde hoogopgeleide jobs?

Het fenomeen groei verdient een open en voortdurend debat. De degrowthers voegen zeker argumenten toe aan dat debat, maar ze beslechten het niet.


Oei, geen groei? (1)

Ik ben op een missie tegen de degrowthers. En nu ze in denkoefeningen over de post-Corona economie nieuwe energie lijken te vinden, mag er ook wat tegengas gegeven worden.

Degrowth is in de mode. Ruben Mooijman analyseert in een recente column in De Standaard (beperkte toegang) de aanpak van Nieuw-Zeeland, waar rolmodel Jacinda Ardern een beleid voorstelt waarin economische groei niet langer centraal staat. In die column verwijst Mooijman naar een rapport van de Britse NGO Positive Money, met als niet mis te verstane titel The Tragedy of Growth.

John Cassidy maakte in februari van dit jaar in de New Yorker een goed overzicht van de degrowth beweging. Open Democracy riep in In defence of degrowth socialisten en klimaatactivisten op zich gezamenlijk achter degrowth te schragen.

Toekomstverkenner Stefaan Vandist stelt in het juninummer van SamPol in een ander goed overzicht van degrowth-ideeën dat “natiestaten lijden aan obesitas” en citeert groeiscepticus Kees Klomp, die zegt dat landen overontwikkeld zijn als welvaart ten koste van welzijn gaat.

Het is niet helemaal fair degrowth een modegril te noemen. Degrowth-ideeën stonden al op de agenda van in het prille begin van de kapitalistische economie, en zijn er sindsien eigenlijk altijd op blijven staan.

De toon werd natuurlijk gezet door Thomas Robert Malthus, die in zijn pessimistische Essay on the Principle of Population (1789) voorspelde dat elke productiviteitsstijging (in zijn tijd hoofdzakelijk van voedingsproductie) zou gevolgd worden door een bevolkingsstijging, die dan weer zou zorgen voor armoede en catastrofes.

De 19de eeuwse filosoof en economist John Stuart Mill hield in zijn Principles of Political Economy (1848, het jaar waarin Marx en Engels hun Communist Manifesto publiceerden) al een pleidooi voor de stationary state:

Towards what ultimate point is society tending by its industrial progress?
It must always have been seen, more or less distinctly, by political economists, that the increase of wealth is not boundless: that at the end of what they term the progressive state lies the stationary state, that all progress in wealth is but a postponement of this, and that each step in advance is an approach to it.
I am inclined to believe that it would be, on the whole, a very considerable improvement on our present condition. I confess I am not charmed with the ideal of life held out by those who think that the normal state of human beings is that of struggling to get on; that the trampling, crushing, elbowing, and treading on each other’s heels, which form the existing type of social life, are the most desirable lot of human kind, or anything but the disagreeable symptoms of one of the phases of industrial progress.

John Stuart Mill (1848). Principles of Political Economy

John Maynard Keynes pikte dat idee op in zijn essay Economic Possibilities for our Grandchildren (1930). Keynes voorspelde dat binnen 100 jaar (2030 dus), dank zij een voortdurende groei van de productiviteit, vrijwel iedereen in de Westerse wereld verlost zou zijn van het juk om te moeten werken om te overleven. Ons belangrijkste probleem zou worden hoe we de resterende uren zouden invullen van de 15-urige werkweek die nog nodig zou zijn om te voldoen aan onze basis-economische noden.

Thus for the first time since his creation man will be faced with his real, his permanent problem – how to use his freedom from pressing economic cares, how to occupy the leisure, which science and compound interest will have won for him, to live wisely and agreeably and well. The strenuous purposeful money-makers may carry all of us along with them into the lap of economic abundance. But it will be those peoples, who can keep alive, and cultivate into a fuller perfection, the art of life itself and do not sell themselves for the means of life, who will be able to enjoy the abundance when it comes.

John Maynard Keynes (1930). Economic Possibilities for our Grandchildren

In 1972 publiceerde de Club van Rome The Limits to Growth, waarin wetenschappers onder meer voorspelden dat, door de uitputting van grondstoffen, de wereldwijde industriële productie rond 2008 zou pieken en daarna scherp dalen, en dat de wereldwijde voedselproductie per capita zou pieken rond 2020. De meeste wetenschappelijke voorspellingen van het rapport bleken achteraf veel te pessimistisch, maar de Malthusiaanse toon was nog maar eens gezet.

De Britse economist en toneelschrijver Tim Jackson publiceerde in 2009 het invloedrijke Prosperity without Growth, waarin hij de mythe van de decoupling probeerde te ontkrachten en een ecologisch alternatief bood. Decoupling verwijst naar een economie die kan groeien zonder de ecologische druk te verhogen. Het debat tussen believers en non-believers in decoupling woedt nog steeds.

Volgende post: Een pleidooi voor groei. Genuanceerd.

Wordt vervolgd


Economische dreunen

De Leuvense econoom André Decoster onderzoekt economische dreunen in België van 1846 tot 2020. Conclusies: 1) de inzinking die we nu meemaken, is inderdaad ongezien voor deze generatie 2) dat gebeurt weliswaar op een, vanuit historisch perspectief, hoog welvaartsniveau. Maar dat maakt het absolute welvaartsverlies natuurlijk des te groter. Paul De Grauwe tweet dat hij de optimistische voorspelling voor 2021 uit de grafiek zou laten. “Het kan maar het kan ook niet”.

groei-bbp-per-capita-1847-2021