Thuiswerk: meer, en meer buiten de uren

Heeft Corona onze werkgewoontes veranderd? Eigen en uitgewisselde ervaringen zeggen alleszins van wel.

Onderzoekers Grant McDermott en Benjamin Hansen van de University of Oregon vonden een slimme manier om dat ook te kwantificeren.

In Labor reallocation and remote work during covid-19: Real-time evidence from GitHub bekeken ze statistieken van 15 miljoen gebruikers, van 2015 tot 2020, op GitHub, het meest gebruikte werkplatform voor software-ontwikkelaars en voor heel wat wetenschappers.

Belangrijkste bevindingen:

  • De pandemie leidde tot een drastische verschuiving in werkgewoontes: meer in het weekend en buiten de uren
  • Zeker in het begin zorgde de pandemie er ook voor dat gebruikers van GitHub meer gingen werken. Later in de pandemie hervielen sommige gebruikers in hun werkgewoontes van voor de pandemie. Anderen bleven meer en meer buiten de uren werken
  • Bij mannen waren de trends naar meer werk en meer buiten de uren werken iets meer uitgesproken

De auteurs suggereren ook mogelijk opvolgonderzoek via GitHub: Hoe evolueerde de kwaliteit van het werk?


Slimmer werken door Corona: retail en horeca

De Belgische economie is nagenoeg hersteld van de effecten van Corona.

De dip en het herstel van Corona lijken dus wel degelijk V-vormig. Misschien gaan we zelfs naar een vierkantswortelherstel, waarbij we het welvaartsverlies van Corona meer dan inhalen, én op een steiler groeipad terechtkomen.

De reden zou kunnen zijn dat de structuur van onze economie (positief) veranderd is door Corona.

Een indicator voor die vierkantswortel-hypothese is alvast wat er aan het gebeuren is in retail (detailhandel).

De grafiek hieronder is een “achterkant-van-een-spreadsheet” berekening voor de evolutie van omzet en werkgelegenheid in die sector.

kleinhandel omzet werkgelegenheid

Het herstel van de omzet na de diepe dip in het tweede kwartaal van 2020 brengt de omzet in de kleinhandel weer op het niveau van vóór Corona.

De werkgelegenheid bleef in de Coronacrisis zelf min of meer op peil, dankzij de steunmaatregelen. Maar in het herstel volgt de werkgelegenheid de V-groei van de omzet niet. Dat kan een teken zijn dat de productiviteit in de retail fors gestegen is (grof gerekend: met 14 procent tegenover begin 2017).

Verdere opvolging en onderzoek zal moeten uitmaken hoe structureel en duurzaam die productiviteitsstijging is (wat is de rol van inflatie?).

De daling van de werkgelegenheid in de retail is betekenisvol. Kleinhandel vertegenwoordigt met 12 procent van de totale werkgelegenheid de tweede grootste sector in België, samen met industrie en na “Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening” (16 procent). Van het eerste kwartaal van 2020 tot het eerste kwartaal van dit jaar daalde de werkgelegenheid in de kleinhandel met 53,000, of 8 procent.

De daling van de werkgelegenheid – en stijging van de productiviteit – in de kleinhandel was weliswaar al structureel ingezet vóór Corona, wellicht onder invloed van e-commerce. Begin 2019 werkten nog 655,000 mensen in de kleinhandel; in het eerste kwartaal van dit jaar 560,000, bijna 100,000 minder.

Anekdotische evidentie zegt dat misschien hetzelfde gebeurd is in de horeca. Mijn vaste ontbijtstek werkt nu met een groter terras, maar met een personeelslid minder, dankzij de efficiëntie van bestellingen en betalingen via QR-codes. Tijdens Corona, zo vertelde de bazin mij, realiseerde ze dankzij thuisleveringen, die ze “aan de lopende band” konden maken, een grotere omzet dan vóór Corona.


Coronaschok voor werknemers: welvaartsstaat werkt (vrij goed)

Belgische werknemers die getroffen werden door tijdelijke werkloosheid als gevolg van Corona, zagen gemiddeld 80 procent van hun inkomensverlies gecompenseerd door verhoogde uitkeringen. Het gemiddeld verlies werd daarmee teruggebracht van 15 procent tot 3 procent van hun beschikbaar jaarinkomen, of 858 euro.

KULeuven onderzoekers Bart Capéau, André Decoster, Jonas Vanderkelen en Stijn Van Houtven brengen in een nieuw Leuvens Economisch Standpunt voor het eerst voor het volledige jaar 2020 het inkomensverlies van werknemers in kaart.

In de eerste drie maanden van de lockdown waren telkens meer dan 900,000 werknemers tijdelijk werkloos, gemiddeld een kwart van alle werknemers; in april piekte het aantal op 1.1 miljoen. De versoepelingen deden het percentage tijdelijk werklozen dalen tot 257,000, of 6.5 procent in september. Daarna nam het aantal weer toe in de tweede golf.

Uiteindelijk leed 36 procent van de werknemers inkomensverlies. Bij de getroffen werknemers bedroeg het gemiddeld bruto-inkomensverlies gemiddeld 5,630 euro. Maar door verhoogde uitkeringen werd dat verlies beperkt tot een verlies in beschikbaar inkomen van gemiddeld € 858.

Horecawerknemers werden (bruto) dubbel zo hard getroffen als werknemers uit andere sectoren. Zij leden een bruto-inkomensverlies van 11,750 euro. Het verlies aan beschikbaar inkomen werd gemilderd tot 1,496 euro.

In het algemeen waren de grootste verliezers werknemers aan de onderkant van de inkomens, met kwetsbare statuten, die langdurig werkloos bleven. De effecten van de langdurigheid werden gedeeltelijk, maar niet helemaal, gemilderd door de bijkomende premie voor langdurig tijdelijk werklozen.

De zwaarst getroffen groep waren werknemers die langer dan 156 dagen werkloos bleven. Zij verloren 3,075 euro aan beschikbaar inkomen, of 11 procent. Mensen die tijdelijk werkloos waren én een flexi-job verloren, keken aan tegen een gemiddeld verlies van 2,457 euro aan beschikbaar inkomen. Extreme gevallen verloren zelfs 8,842 euro, of bijna een derde van hun beschikbaar inkomen.

Over de flexi-jobs zeggen de onderzoekers: “De lagere lasten, gebruikt als lokmiddel om deze – vroeger vaak informele – vormen van tewerkstelling te regulariseren of ‘verwitten’ komen op die manier als een boemerang terug in het gezicht van de betrokken werknemers.”

Ik lees in deze cijfers toch vooral goed nieuws.

De onderzoekers hebben het in de titel van hun paper over “de demper van de welvaartsstaat en de gaten in het vangnet”. De demper van de welvaartsstaat blijkt toch vrij goed gewerkt te hebben voor het overgrote deel van de getroffen werknemers. De gaten in het vangnet bestaan wel degelijk, maar zijn redelijk klein. Voor de zwaarst getroffen groep, zij die langer dan 156 dagen tijdelijk werkloos bleven, gaat het om (mijn berekening) ongeveer 20,000 werknemers, of 0.6 procent van de totale werkgelegenheid.


Een vaccinstrategie heeft kosten en baten

Economisten en marketeers weten niets over virussen en vaccins, en meestal geven ze dat graag toe. Maar dat wil niet zeggen dat ze geen bijdrage zouden mogen hebben in het debat.

In de media was sinds maart 2020 wel af en toe aandacht voor de economische en sociale gevolgen van de pandemie, maar over het algemeen was “niet-medische expertise oorverdovend afwezig”, stellen onderzoekers Stefaan Walgrave en Ine Kuypers van de Universiteit Antwerpen in hun nieuwsmonitor.

Men mag zich afvragen of dat in het beleid ook zo is. We horen daar weinig over.

De slimme Britse marketeer Dave Trott geeft in een tweet een suggestie over hoe de overheid over Astra-Zeneca zou kunnen communiceren:

Wish the govt would use simple facts people can understand instead of complicated percentages – like the fact you’re 200 times LESS likely to get a blood-clot from Astrazeneca than from the contraceptive pill women happily take.

Dave Trott, Twitter

(In de comments merkt een vrouw terecht op dat die “happily” niet echt juist gekozen is)

De beste bijdrage die economisten kunnen leveren, en een beproefd instrument, zijn kosten-baten analyses van voorgestelde maatregelen.

De Belg Christian Gollier, directeur van de Toulouse School of Economics, die hij samen met Nobelprijswinnaar Jean Tirole oprichtte in 2007, is een specialist van kosten-baten analyses. Hij past ze onder meer toe om de economische en ethische consequenties van klimaatmaatregelen te toetsen.

Gollier publiceerde zopas Cost-benefit analysis and the Covid vaccination campaign in France (korte samenvatting).

Hij berekent de kosten en baten van de vaccinatie- en lockdownstrategieën, met Frankrijk als case, aan de hand van een model dat hij vorig jaar in het begin van de crisis ontwikkelde en nu aanpaste, onder meer aan de Britse variant.

Enkele frappante bevindingen:

  • In maart 2021 diende Frankrijk 200,000 vaccins per dag toe, een heel stuk minder dan bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Tegen dit tempo zou Frankrijk de epidemie uitroeien in de herfst van 2021, en zouden er dit jaar 41,000 mensen van middelbare leeftijd en 50,000 senioren sterven. Frankrijk zou in de eerste negen maanden van het jaar een economische klap krijgen van 14 procent van zijn bruto binnenlands product.
  • Stel dat Frankrijk het vaccinatietempo verdubbelt. De dodentol zou dalen van 91,000 naar 61,000. Een kortere lockdown zou het economisch verlies beperken tot 9.3 procent van het BBP.
  • Tegen 30 euro per vaccinatie bedragen de economische kosten van de campagne 0.1 procent van het BBP. (Een van de redenen waarom de EU achterloopt op Groot-Brittannië en de VS in de vaccinatiecampagne is dat de EU meende te moeten sjacheren over de prijs. Een eenvoudige kosten-baten analyse zou deze onderhandelingsstrategie als dwaas geklasseerd hebben)
  • De kosten van het uitstel door de voorzichtigheid over Astra-Zeneca? Een stilleggen van de campagne gedurende een week einde maart, toen Frankrijk ongeveer de helft van zijn vaccinaties met Astra-Zeneca toediende, zou de dodentol met 1,800 mensen verhoogd hebben en de economische kost met 8 miljard euro.
  • Stel dat 30 procent van de oudere bevolking anti-vaxxer is. Dat zou de dodentol onder de oudere bevolking met 5,000 doen toenemen.
  • De aanwezigheid van pro-vaxxers doet de dodentol bij anti-vaxxers dalen met 50,000, in vergelijking met de situatie waarin niemand wordt gevaccineerd.
  • Vaccin-nationalisme, waarbij een land eerst zijn volledige eigen bevolking vaccineert en dan pas het vaccin exporteert, zal de wereldwijde dodentol met 20 procent doen toenemen.

De cijfers zijn keihard, maar duidelijk.

Gebruikt onze overheid zulke modellen? Door welke informatie lieten de ministers van Volksgezondheid zich onlangs informeren toen ze tot een gedeeltelijke stop van Astra-Zeneca beslisten? Het voorzorgsbeginsel? Met hoeveel bijkomende doden en welke economische kosten als collateral damage? Wat zijn de kosten en baten van een first doses first strategie?

We weten het niet. Hoe komt het dat we daar alleen al niet ongerust en boos over worden?


Hoe voorzichtig kan je zijn?

Wat kan je, als niet-expert of -viruswetenschapper, zeggen over expertadvies dat ingegeven is door en aanmaant tot voorzichtigheid?

Waarom zijn experts en wetenschappers, en de beleidsmakers die hun advies volgen, voorzichtig?
Er lijken twee soorten van voorzichtigheid te zijn: Voorzichtigheid die aanzet tot actie vs voorzichtigheid die aanzet tot passiviteit.

De voorzichtigheid die aanzet tot actie is een waakzaamheids-voorzichtigheid, die het zekere voor het onzekere neemt. Better safe than sorry. Dat is de voorzichtigheid die in het licht van een pandemie “vroeg, kordaat en krachtig” reageert, zowel in het begin van de pandemie als in discussies over versoepelingsmaatregelen.

De tweede soort voorzichtigheid staat voor een stuk haaks op de eerste. Ze zet net aan tot een afwachtende houding. Het is de voorzichtigheid die experts en wetenschappers hanteren vanuit het voorzorgspincipe.

Dat voorzorgsprincipe is een vaak breed geïnterpreteerd epistemologisch en soms ook juridisch principe over ingrepen en innovaties waar nog onvoldoende wetenschappelijke kennis over eventueel schadelijke neveneffecten is. Een overheid zal vanuit het voorzorgspincipe bijvoorbeeld opleggen om te wachten met het introduceren van genetisch gemanipuleerd voedsel. “We wachten op meer data.”

In zijn strengste vorm kan het principe leiden tot passiviteit, inertie of verlamming. Wat is immers “onvoldoende kennis” en hoe moeten we “eventueel schadelijke neveneffecten” afbakenen? Er zal altijd wel iemand zijn die met nieuwe kennis komt. De lijst met “eventueel schadelijke neveneffecten” van aspirine is even lang als de lijst met eventuele neveneffecten van warfarin, een echt gevaarlijk geneesmiddel.

Wie oordeelt dan? Arnold Kling heeft het over de “first group“, de doeners die resultaten willen boeken en die bezig zijn met de echte doelen van een organisatie of project, en de “second group“, die, volgens een ijzeren wet, meer gericht is op de organisatie, op de status (quo) van de organisatie en van zichzelf, dan op het bereiken van de echte doelen van de organisatie.

Nu is dat eenmaal hoe organisaties en noodzakelijke procedures werken. In elke organisatie is er dat spanningsveld tussen de vooruitstrevende doeners en de voorzichtige behoeders van het status quo. Wie daarmee niet overweg kan, hoort niet thuis in een organisatie of project.

Maar in bepaalde situaties moet je dat spanningsveld kunnen doorbreken. In crisissituaties gaat het niet meer over de gestage vooruitgang van de wetenschap, of over een evenwichtige politieke besluitvorming, maar moet er een daadkrachtige afweging van alternatieven gemaakt worden, waarna snel een beslissing genomen wordt. In deze soort situaties is snelheid vaak een factor.

In het uitwerken van de vaccinstrategie zitten we in zo’n situatie. En daar lijkt het er hoe langer hoe meer op dat de Belgische en Europese overheden aan het falen zijn. Uit naam van het voorzorgspincipe krijgen de procedures en het “wachten op de data” voorrang op het einddoel: het redden van levens en het herstel van de economie.

De vertragingen die Europa nu aan het oplopen is, zouden volgens een berekening 90 miljard euro kunnen kosten in 2021 alleen al. De kost in mensenlevens zal aan de hand van modellen ook wel te berekenen zijn, maar blijft voorlopig verborgen.

Het voorzorgsprincipe is meer dan waarschijnlijk een slechte leidraad (geweest) in onder meer:

  • De bestelprocedures: Een nauwgezette reconstructie door Politico toont dat Europa te traag en te voorzichtig is geweest bij het op voorhand bestellen van vaccins, vergeleken met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Onder meer discussies over prijs en over de verantwoordelijkheid voor de farmabedrijven hebben geleid tot vertragingen.
  • De goedkeuring door regelgevers: Hier speelt een combinatie van overdreven voorzorg en nationalisme. Het Britse gezondheidsagentschap gaf het BioNTech/Pfizer vaccin al op 2 december een “tijdelijke goedkeuring”. Het European Medicines Agency (EMA) volgde pas op 21 december, drie weken later. Waarom kan er in noodsituaties zoals deze niet afgesproken worden dat een goedkeuring door een gezondheidsagentschap van een betrouwbaar land voldoende is voor de introductie in andere landen? Omdat de nationale gezondheidsagentschappen uit voorzorg hun eigen procedures willen volgen.
  • First Doses First: Een bijzonder geval van goedkeuring door regelgevers, maar wellicht de grootste oorzaak van de vertraging in België. Als sinds december pleiten wetenschappers en economisten met sterke argumenten voor het uitstellen van de tweede dosis, zodat er sneller meer eerste dosissen kunnen worden toegediend. Pascal Soriot, de CEO van AstraZeneca, zei einde januari al dat de First Doses First strategie, die in het Verenigd Koninkrijk wordt gevolgd, de juiste is. De eenvoudige redenering is dat het effectiever is om mensen sneller van 0% naar 85% bescherming te brengen dan hetzelfde aantal mensen van 85% naar 95%. De tegenstanders van First Doses First schermen met het voorzorgspincipe, maar hebben nooit hun kosten-baten analyses getoond.
  • AstraZeneca voor 65+: Al enkele weken is duidelijk dat AstraZeneca wel degelijk effectief is voor 65-plussers. Hier is het wachten op een aangepast advies van de Hoge Gezondheidsraad. Wat weten zij dat de WHO of Britse gezondheidswetenschappers niet weten?

The possibility of acting intelligently is very limited

De Britse filosoof John Sand merkt op dat er in Coronatijden een nieuwe socio-economische kloof ontstaat tussen mensen die sowieso hun job en inkomen behouden en mensen wier jobs en inkomens bedreigd worden door lockdowns en andere maatregelen.

De kloof is relevant omdat de mensen die beslissingen nemen over sociale en economische leefomstandigheden net die mensen zijn die niets te verliezen hebben, die geen “skin in the game” hebben.

Corona biedt een gelegenheid om na te denken over de impact van technocraten en politici op ons leven, omdat het de verhoudingen scherp stelt. Maar natuurlijk is de kloof die Sand meent te hebben ontdekt niet nieuw.

Public Choice theorie wijst erop dat we er, realistisch gezien en op zijn zachtst gezegd, van moeten uitgaan dat overheidsinterventies (geïnformeerd door adviezen van technocraten) niet altijd optimaal en volgens het handboek zullen uitdraaien.

Een goede uitkomst is de bovengrens van wat we kunnen verwachten. De realiteit ligt daar meestal onder. Maar, zeker in speciale omstandigheden, bestaat het gevaar dat technocraten dat uit het oog verliezen en dat hun appetijt voor social engineering aangescherpt wordt.

Een van de redenen, de epistemologische, waarom social engineering bijna altijd suboptimaal zal zijn, is dat technocraten en politici samen nooit over de informatie zullen beschikken die de markt op een zeer verspreide manier wel geeft. Het gevolg is dat “The possibility of acting intelligently is very limited; and any other action will probably have results more bad than good, if not disastrous.” (Frank Knight)

De andere, motivationele, reden, waar Sand op wijst, is het gebrek aan “skin in the game“.

Ik vind dat gebrek aan skin in the game ook vaak terug bij journalisten.

Zo in Het Journaal op woensdag 23 september, waarin het anker per se, tot twee keer toe van minister Muylle wilde weten of de veiligheidsraad in zijn beslissing over versoepeling voor de feestzalen niet gezwicht was “onder druk van bepaalde sectoren”. Alsof ze een samenzweringstheorie op het spoor was.

Wat had ze gedacht? Natuurlijk dat “bepaalde sectoren” druk uitoefenen. Die mensen zijn failliet aan het gaan.


Naar een steil, V-vormig herstel?

Paul de Grauwe en Yuemei Ji van University College London vergelijken de economische terugval en het herstel van drie crisissen: de Grote Depressie van begin de jaren 1930, de bankencrisis van 2007-2008 en de Coronacrisis.

Hun bevindingen, gebaseerd op de wereld industriële productie:

  • Het herstel na de bankencrisis van 2007-2008 kwam er veel sneller dan het herstel na de Grote Depressie. Na april 2008 duurde het ongeveer 10 maanden eer de economie zich begon te herstellen; het herstel na de Grote Depressie kwam er pas na 37 maanden. De reden voor het snellere herstel na 2008-2009 was dat de monetaire en fiscale overheden in 2008-2009 veel slimmer reageerden dan in de jaren 1930.
  • De terugval in de Coronacrisis was steiler en sneller dan tijdens de twee vorige crisissen. Dat komt doordat de Coronacrisis zowel een aanbod- als een vraagschok teweegbracht. De productie viel stil; maar ook de vraag stokte, doordat consumenten en investeerders hun vertrouwen verloren of zonder werk kwamen te zitten.
  • Als we ervan uitgaan dat we na het opheffen van de lockdowns overal ter wereld het dieptepunt van de crisis achter ons hebben, dan lijkt het erop dat we naar een V-vormig herstel gaan (zie het recovery alphabet). De Grauwe en Ji waarschuwen wel dat het herstel nog een W-vorm kan aannemen als er tweede en derde golven en nieuwe lockdowns komen.
  • Het herstel na het dieptepunt van de Coronacrisis komt sneller en is steiler dan dat na 2008-2009. Net als in 2008-2009 hebben de overheden hun rol gespeeld. Maar de 2008-2009 was in grote mate een bankencrisis. Banken waren toen ook bij het begin van het herstel nog niet klaar om hun rol als motor van de economie weer op te nemen. Bij de Coronacrisis is dat niet het geval.
  • De terugval in de EU was het scherpst, maar ook het herstel is forser, vergeleken met met de VS
  • Voorlopig besluit: If by their support the authorities ensure that no permanent damage is done to the economy, the latter has the potential to rebound quickly.
corona great depression V-shaped recovery

COVID-19 oversterfte: enkel bij 65+ers; nauwelijks toenemend verband met inkomen

André Decoster (KULeuven) en Thomas Minten en Johannes Spinnewijn (London School of Economics) onderzochten het verband tussen oversterfte als gevolg van COVID-19 en inkomensklasse en socio-economische status.

Heel wat eerdere studies hadden al aangetoond dat lagere inkomens onevenredig zwaar getroffen werden door de epidemie.

Op basis van gedetailleerde cijfers voor België, waarin ze sterfteratio’s in de periode maart-mei 2020 vergelijken met sterfteratio’s in dezelfde maanden in 2015-2019, vinden de auteurs dat:

  • Enkel de groep 65+ oversterfte heeft gekend
  • Het verschil in mortaliteit tussen lagere en hogere inkomens is groot, ook in normale tijden. In de leeftijdsgroep 40-64 bijvoorbeeld, is de sterfteratio bij mannen 5.3 keer hoger voor de laagste inkomens dan voor de hoogste. Bij vrouwen is dat 3.9.
  • Ook tijdens de epidemie is er een verschil in oversterfte tussen lagere en hogere inkomens: voor 65+ers waren er 326 oversterftes per 100,000 in de laagste inkomensklasse, tegenover 131 per 100,000 voor de hoogste inkomensklasse.
  • Maar dit verband tussen inkomen en sterfteratio is nauwelijks toegenomen tijdens Corona, vergeleken met de periode 2015-2019.
  • Bij mensen in rusthuizen is er geen verband tussen inkomen en sterfteratio, niet tijdens en niet vóór Corona.
  • De Corona-oversterfte bij Belgische inwoners die geboren zijn in Italië, Turkije en Polen ligt gevoelig hoger dan bij Belgen geboren in België.

0.5 miljoen euro per gered levensjaar?

Een van de moeilijkere discussies die de reluctant economist kan hebben, is die over de waarde van een leven. Niet-economisten deinzen meestal terug van deze discussie, of vinden ze totaal ongepast. Nochtans moet ze in bepaalde omstandigheden gevoerd worden en maken we ook impliciet de afweging in ons dagelijks leven.

We weten dat we ons sterfterisico verhogen door met de auto te reizen in plaats van met de trein, maar we wegen het hoger comfort af tegen het hoger sterfterisico en plakken daar impliciet een waarde op. Dokters en familie zullen het meestal eens worden over de noodzaak van een dure medische ingreep voor een 90-jarige grootmoeder, mede vanuit kostenoverwegingen.

In een scherpe open brief over het falen van het Coronabeleid in België klagen veertig geneeskundige specialisten, advocaten en economen vandaag aan dat “nooit eerder zoveel geld is geïnvesteerd om zo’n beperkt aantal levens te redden. Dat geld kan niet langer worden geïnvesteerd in vitale sectoren zoals de sociale zekerheid, het onderwijs, justitie en de gezondheidszorg.”

De vraag is dan: Is het dat waard? En hoe maken we de afweging?

(Gezondheids)economen hanteren in die afweging de QALY, of Quality Adjusted Life Years. QALY is het aantal jaren dat een patient langer leeft, gecorrigeerd voor de kwaliteit van zijn leven.

QALY wordt onder meer gebruikt om de kosten van een geneesmiddel te rechtvaardigen. Het probleem is dat er in België geen transparantie is over de QALY-drempelwaarde die de overheid daarvoor hanteert. Gezondheidseconoom Lieven Annemans schat dat de drempelwaarde voor een QALY in België 40,000 euro bedraagt. Stel dat een nieuw geneesmiddel 60.000 euro netto kost aan de gezondheidszorg en de patiënt er 3 QALY mee kan winnen. In die context bedraagt de kostprijs van één gezond jaar voor deze patiënt 20.000 euro en is het geneesmiddel dus gerechtvaardigd qua kosten.

Nederland hanteert sinds 2015 maximumdrempels afhankelijk van de ernst van de ziekte: € 20.000/QALY voor goedaardige pathologieën, € 50.000 voor matig ernstige ziektes en € 80.000 of zelfs € 100.000 voor de ernstigste ziektes.

Wat betekent dat nu in het kader van Corona?

Een snelle back-of-the-envelope berekening. Ik hoop dat ik geen fouten maak.

De grote onbekende in de berekening is natuurlijk het aantal QALY’s of levens dat het Coronabeleid heeft gespaard in België. We kennen dat cijfer niet en zullen het waarschijnlijk nooit kennen.

We weten ook niet precies hoeveel QALY’s we gewonnen hebben door een persoon te behoeden voor sterfte door COVID-19. In de berekening hanteer ik 5 QALY’s.

De schrijvers van de open brief stellen dat “economisch op dit ogenblik al 50 miljard verdampt is”. De auteurs zeggen niet hoe ze aan dat getal komen. Hebben ze ook rekening gehouden met de mentale kosten? Met de verloren inkomsten van kinderen die scholing moeten missen? Maar laat ons dat getal hanteren als kost van het Coronabeleid.

Met een kost van 50 miljard euro, en als we rekenen met 5 gewonnen QALY’s voor elke gered leven, bedraagt de totale kost 10 miljard euro voor elke QALY voor alle geredde Belgen samen. Aan een QALY-drempelwaarde van 40,000 euro betekent dat dus dat we 250,000 levens (aan 5 QALY) hadden moeten redden om die kosten te rechtvaardigen. Dat lijkt enorm veel.

Anders gerekend: stel dat we, wellicht iets realistischer maar nog steeds enorm veel, dankzij de Coronamaatregelen 20,000 levens (aan 5 QALY) hebben gered, dan betekent dat een kost van 2.5 miljoen euro per gered leven van 5 QALY’s, of 500,000 euro per QALY. Dat is, zacht gezegd, ruim meer dan de 40,000 euro per QALY die we doorgaans in België hanteren en nog vijf maal meer dan de maximumdrempel van 100,000 euro die Nederland hanteert voor de ernstigste ziektes.


Schooltelevisie

Nu het denbkbaar wordt dat scholen in september niet volledig zullen kunnen openen, is het tijd dat we denken aan creatieve oplossingen om aanvullend afstandsonderwijs te organiseren.
Voorstel (via zus Ann, die al jarenlang in televisie werkt): laat ons de goede oude schooltelevisie van stal halen, en op een hedendaagse leest schoeien.

  • Moet lukken voor de meeste vakken in lagere school en secundaire school
  • Niet enkel uitgestelde web-tv, maar echte real-time televisie op vaste uren voor vaste vakken, zodat kinderen en ouders kunnen rekenen op regelmaat
  • Een lesprogramma zou een combinatie zijn van gemonteerde “ex-cathedra” + een getuigenis van iemand uit de praktijk over het lesprobleem + documentaire beelden + interactie (live quizes tijdens de uitzending, waarin leerlingen zich kunnen meten met elkaar) en opdrachten met deadline na de uitzending, op te volgen door de eigen leraar

Next steps:

  • Princiepsbeslissing en budget. Dat zou geen probleem mogen zijn. Onderzoekers van de World Bank berekenden dat elk kind in het huidige cohort van kinderen op de lagere en secundaire school bij een verlies van 0.6 jaar scholing door Corona een inkomensverlies van 16,000 dollar over zijn levensloop zou kunnen lijden. Voor de 915,000 kinderen uit Vlaamse lagere en secundaire scholen betekent dat dus een maatschappelijke kost van 14.6 miljard dollar (12.4 miljard euro). Met een heel kleine fractie daarvan kan een heel degelijk schooltelevisieprogramma worden gemaakt, dat ook in de jaren na Corona nog dienstig zal zijn.
  • Een overkoepelend project management, research teams, redacties en opnameploegen samenstellen
  • Formats uitwerken
  • Opname- en montagestudios regelen
  • Een strenge selectieproef organiseren voor tv-leraren en -docenten, waarin we de best of the brightest combinatie zoeken van pedagogische vaardigheid, vakkenis, en tv-persoonlijkheid. Naarmate uit de selectieproef kandidaten gekozen worden, beginnen zij deel uit te maken van de redacties
  • Draaien

Ciao of guten Tag?

Jean-Philippe Platteau en Vincenzo Verardi, beiden van de universiteit van Namur, onderzochten de grote verschillen in infectie- en overlijdensratio’s tussen en soms zelfs binnen Europese landen. Zij komen tot de bevinding dat culturele verschillen een rol kunnen spelen, met name de contactfrequentie tussen mensen.

Italianen, bijvoorbeeld, zien elkaar vaker en intenser, vooral in familieverband, dan Duitsers of Scandinaven.

Op basis van bestaande contact matrices, die ook leeftijdsgebonden zijn, simuleren ze dan een re-open strategie voor België, een met een “Italiaans gedrag”, een ander met een “Duits gedrag”.

Corona re-open strategy cultural

De hypothese wordt bevestigd door verschillen binnen Zwitserland, waar de epidemiologische statistieken van het Franstalige, Duitstalige en Italiaanse landsgedeelte eerder aansluiten bij die van respectievelijk Frankrijk, Duitsland en Italië.

De Naamse onderzoekers verwijzen ook naar een opmerkelijke studie van de universiteit van Gent, die aantoont dat een deel van de intra-Europese verschillen te verklaren zijn door genetische variaties.


Economische dreunen

De Leuvense econoom André Decoster onderzoekt economische dreunen in België van 1846 tot 2020. Conclusies: 1) de inzinking die we nu meemaken, is inderdaad ongezien voor deze generatie 2) dat gebeurt weliswaar op een, vanuit historisch perspectief, hoog welvaartsniveau. Maar dat maakt het absolute welvaartsverlies natuurlijk des te groter. Paul De Grauwe tweet dat hij de optimistische voorspelling voor 2021 uit de grafiek zou laten. “Het kan maar het kan ook niet”.

groei-bbp-per-capita-1847-2021

Zeg niet: social distance …

Social distance en social distancing hebben niet altijd de positieve connotatie gehad die ze zeer recent hebben gekregen, toont Lily Scherlis aan in A Social History of Social Distancing.

In de 19de eeuw werd social distance gebruikt als eufemisme, door de Britten voor klasse en door de Amerikanen voor ras.

In 1924 ontwierp de Amerikaanse socioloog Emory Bogardus (en hier) de Social Distance Scale. Die schaal, die vandaag nog gebruikt wordt, meet vooroordelen tegenover bepaalde groepen of rassen door respondenten te vragen naar de meest intieme relatie die ze zouden aanvaarden met iemand van een bepaalde groep:

  • Verwantschap door huwelijk
  • In mijn club als persoonlijke vrienden
  • In mijn straat als buren
  • Als collega in mijn beroep en mijn land
  • Als burger in mijn land
  • Enkel als bezoeker aan mijn land
  • Zou hen uitsluiten van mijn land

Vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw werd social distance ook gebruikt in de psychiatrie, de antropologie en de biologie, telkens met diverse doeleinden.

Scherlis vond het vroegste gebruik in de huidige betekenis in 2004 , door het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC), dat nu zwaar onder vuur ligt, in een artikel over SARS.

Overigens vind ik physical distancing een geschiktere term.


Test & Trace en dan?

We gaan binnenkort massaal testen en dan tracen.

Ik blijf nog altijd met onbeantwoorde vragen zitten.

  1. Meest prangende vraag: Test & Trace en dan? Heb ik het juist voor dat daar enkel Isolate op kan volgen als Test & Trace effectief wil zijn? Maar dan:
  2. Hoe gaan we isolate organiseren? Gaan we mensen vragen zich vrijwillig te isoleren? Hoe gaan we dat controleren en eventueel sanctioneren? In Singapore lossen ze dat eenvoudig op: S’porean man charged in court for leaving home 30 minutes before quarantine ended to get breakfast (via Marginal Revolution). Maar hier gaat dat toch niet lukken? We moeten dus wellicht naar een regime van supported isolation gaan? Hoe groot is die support en vanwaar komt die? Hoe zorgen we ervoor dat de support niet groter is dan de incentive om gewoon te gaan werken? Waar gaan we buitenlanders isoleren?
  3. Wie gaan we testen? Hoe vaak? Hoe geven we mensen de juiste incentives om zich te laten testen? Altruïsme zal hier zeker een rol spelen, maar niet eindeloos.
  4. Wie gaat er testen? Enkel de overheid? Welke overheid? Kunnen bedrijven ook op eigen initiatief testen? Tracen toch niet?
  5. Stel: Jij, of iemand met wie je in contact geweest bent, wordt positief getest. Achteraf blijkt dat een false positive te zijn. Maar ondertussen ben je wel geïsoleerd, mag je niet meer gaan werken. Wie is verantwoordelijk? De producent van de test? De testafnemer? De overheid? Als ik een tester was, zou ik een garantie willen dat ik niet kan worden aangeklaagd voor false positives en de gevolgen daarvan. Biedt de huidige wetgeving mij genoeg waarborgen?
  6. Wat met mogelijke misbruiken? Als ik positief getest word, en ik vertel in mijn tracing-interview dat ik gisteren iemand gekust heb, wordt die dan in verplichte isolatie geplaatst?

Meer dan waarschijnlijk – hopelijk – hebben de experten die dit aan het organiseren zijn antwoorden op de meeste van die vragen. Maar de logistiek van Test & Trace is al een gigantische uitdaging. Ik zie eerlijk gezegd niet hoe we de logistiek van Isolate kunnen organiseren.