Slimmer werken door Corona: dark kitchen industry

In de reeks “slimmer werken door Corona”, afdeling horeca. Anekdotische evidentie leerde al dat mijn vaste ontbijtstek tijdens Corona dankzij thuisleveringen, die ze “aan de lopende band” konden maken, een grotere omzet realiseerde dan vóór Corona.

In Parijs is er in dezelfde periode een pizza-leverancier gestart, Cala. Nu pas is bekendgemaakt dat de pizza’s van Cala gemaakt worden door een robot.

Cala, opgericht door de toen 19-jarige Ylan Richard, kon kwaliteitsvolle pizza’s maken en leveren vanaf 8€. Het restaurant scoort in de top 1% voor afhaalrestaurants in Parijs.

Door de keuken te vervangen door een robot die maar drie vierkante meter inneemt, en geen zitplaatsen te voorzien, bespaart Cala al minstens 60 procent op vastgoedkosten, die typisch een derde van de kosten van een restaurant uitmaken.

De andere derden zijn voor voor arbeid, waarop Cala ook kan besparen, en voor grondstoffen.

De besparingen gaan dan voor een deel in betere grondstoffen.

“Op die drie vierkante meter kunnen we 1,200 maaltijden per uur klaarmaken,” citeert Sifted, een nieuwssite over startups in Europa, de oprichter. “Een McDonald’s kan op 125 vierkante meter maar 550 maaltijden per uur serveren.”

Cala, zo leerde ik uit het artikel, maakt deel uit van de opkomende dark kitchen industry, aka cloud kitchens, waar enkel afhaalmaaltijden worden geproduceerd.

De technologische innovatie van keukenrobotten opent nog andere mogelijkheden voor nieuwe industrieën. Alex Tabarrok fantaseert over top chefs die hun recepten verdelen via cloud kitchens, of een abonnementendienst voor receptenalgoritmes voor particulieren met keukenrobots.

Zegt een zure commentaar onder de post op marginal revolution over Cala:
“A robot would be an improvement over any native French pasta chef.”

Louis de Funès draait zich in elk geval om in zijn graf.


Slimmer werken door Corona: retail en horeca

De Belgische economie is nagenoeg hersteld van de effecten van Corona.

De dip en het herstel van Corona lijken dus wel degelijk V-vormig. Misschien gaan we zelfs naar een vierkantswortelherstel, waarbij we het welvaartsverlies van Corona meer dan inhalen, én op een steiler groeipad terechtkomen.

De reden zou kunnen zijn dat de structuur van onze economie (positief) veranderd is door Corona.

Een indicator voor die vierkantswortel-hypothese is alvast wat er aan het gebeuren is in retail (detailhandel).

De grafiek hieronder is een “achterkant-van-een-spreadsheet” berekening voor de evolutie van omzet en werkgelegenheid in die sector.

kleinhandel omzet werkgelegenheid

Het herstel van de omzet na de diepe dip in het tweede kwartaal van 2020 brengt de omzet in de kleinhandel weer op het niveau van vóór Corona.

De werkgelegenheid bleef in de Coronacrisis zelf min of meer op peil, dankzij de steunmaatregelen. Maar in het herstel volgt de werkgelegenheid de V-groei van de omzet niet. Dat kan een teken zijn dat de productiviteit in de retail fors gestegen is (grof gerekend: met 14 procent tegenover begin 2017).

Verdere opvolging en onderzoek zal moeten uitmaken hoe structureel en duurzaam die productiviteitsstijging is (wat is de rol van inflatie?).

De daling van de werkgelegenheid in de retail is betekenisvol. Kleinhandel vertegenwoordigt met 12 procent van de totale werkgelegenheid de tweede grootste sector in België, samen met industrie en na “Menselijke gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening” (16 procent). Van het eerste kwartaal van 2020 tot het eerste kwartaal van dit jaar daalde de werkgelegenheid in de kleinhandel met 53,000, of 8 procent.

De daling van de werkgelegenheid – en stijging van de productiviteit – in de kleinhandel was weliswaar al structureel ingezet vóór Corona, wellicht onder invloed van e-commerce. Begin 2019 werkten nog 655,000 mensen in de kleinhandel; in het eerste kwartaal van dit jaar 560,000, bijna 100,000 minder.

Anekdotische evidentie zegt dat misschien hetzelfde gebeurd is in de horeca. Mijn vaste ontbijtstek werkt nu met een groter terras, maar met een personeelslid minder, dankzij de efficiëntie van bestellingen en betalingen via QR-codes. Tijdens Corona, zo vertelde de bazin mij, realiseerde ze dankzij thuisleveringen, die ze “aan de lopende band” konden maken, een grotere omzet dan vóór Corona.


Voor innovatie kan je al eens gaan lenen

Een zopas gepubliceerde paper, A Calculation of the Social Returns to Innovation (betalende toegang), van de Amerikaanse economisten Benjamin Jones en Lawrence Summers biedt interessante achtergrond bij het debat dat de Gentse economist Gert Peersman gisteren opende met een column in De Standaard en een interventie in De Afspraak.

Peersmans punt is dat de prioriteit van het relancebeleid zou moeten zijn om de productiviteit (productie per werknemer) op te krikken. Dus niet enkel werkzaamheidsgraad, want daarmee alleen komen we er niet, en ook geen “investeringen” (die geen investeringen zijn, maar uit de lopende inkomsten, dus belastingen, zouden moeten komen) in gezondheidszorg en pensioenen.

Immers: “Productiviteitsgroei is met voorsprong het belangrijkste voor de financiering van onze welvaart.”

De productiviteitsgroei in België bedroeg de jongste twintig jaar 0.5 procent per jaar. Peersman berekent dat België met een productiviteitsgroei van 1.1 procent per jaar (het OESO-gemiddelde) de crisis zou zijn ingegaan met een overschot op de begroting dat groter was dan dat van Nederland en Duitsland samen. De koopkracht per gezin na belastingen zou ongeveer 7,000 euro hoger zijn.

Productiviteitsgroei bereik je door investeringen in innovatie, fundamenteel onderzoek, digitalisering, mobiliteit en klimaat, aldus Peersman (hij vergeet de belangrijke investeringen in organisatorische innovatie). Daarnaast spelen het wegwerken van overregulering en van toetredingsbarrières tot beroepen en sectoren die lobbygroepen door de jaren heen hebben afgedwongen een cruciale rol.

Wat Jones en Summers bijbrengen in dit debat, is dat ze met een merkwaardig eenvoudige formule het maatschappelijk rendement berekenen van innovatie-investeringen (in eerste instantie louter investeringen in onderzoek en ontwikkeling, R&D). Productiviteitsgroei is (in een herberekening van de formule) immers een resultante van onder meer dat rendement op R&D-investeringen.

In een eerste berekening komen Jones en Summers uit op een opzienbarend rendement van 13.3 dollar maatschappelijke opbrengst per 1 dollar aan R&D-investeringen.

Ze berekenen dan twee alternatieve scenario’s, een waarin het rendement afgezwakt wordt door onder meer de timelag tussen R&D-investeringen en de opbrengst, en een waarin het rendement hoger wordt, onder meer door de gunstige effecten op gezondheid en levensverwachting en door het effect van internationale verspreiding van innovaties.

Zo komen ze tot een vork van tussen 4 en 20 dollar maatschappelijk rendement per geïnvesteerde dollar. Daar kan je al eens voor gaan lenen.

En terwijl we bezig zijn: In een andere recente paper, voor het Mercatus Center van de George Mason University, doen Richard Fullenbaum en Tyler Richards een poging om de kosten van (over)regulering op de economie te berekenen, een notoir moeilijke en hachelijke becijfering.

In hun model stijgen de operationele kosten per geproduceerde eenheid 3.3 procentpunt per jaar door de gemiddelde groei van regulering (in de VS) . Stel dat het volume van regulering vandaag zou teruggedrongen worden tot het niveau van 1998, dan zouden de operationele kosten van bedrijven nagenoeg gehalveerd worden.

Dit heeft hetzelfde maatschappelijke effect als innovatie die economische groei stimuleert.