Only In America

  • De combinatiezelftests die tegelijk voor covid, griep en RSV testen, en die vrijwel overal in Europa vrij verkrijgbaar zijn, zijn in de VS nog niet goedgekeurd door de FDA.
  • Volgens deze Twitteraar komt 40 procent van de omzet van Coca-Cola in de VS uit voedselbonnen van het Supplemental Nutrition Assistance Program (SNAP). Commentaren op de tweet wijzen op verschillende denkfouten in de berekening, maar toch …
  • De Amerikaans-Nieuwzeelandse onderzoeker James R. Flynn, bekend van onder meer het Flynn-effect, dat overal ter wereld continu stijgende IQ-scores vond, wilde in 2019 een boek publiceren onder de titel In Defense of Free Speech: The University as Censor. De uitgever, die het boek eerst aanvaard had, wees het boek daarna af wegens te controversieel.
  • Verplaatsingen met openbaar vervoer liggen vandaag in de VS 35 procent onder het pre-covid niveau.
  • Alex Tabarrok stelt in een post op Marginal Revolution dat de VS niet genoeg slimme werknemers hebben om zelf chips te produceren (in tegenstelling tot Taiwan en Nederland???)
  • Plannen voor een hogesnelheidstrein tussen Los Angeles en San Francisco werden opgestart in 1996. In 2008 keurden kiezers in Californië de plannen en de financiering ervan goed. De geplande einddatum was toen 2020. In 2015 werd de eerste steen gelegd. Vandaag wordt er gewerkt aan een stukje van 171 mijl in het midden van Californië. De geplande einddatum van die werken is nu 2030, maar experten twijfelen of die haalbaar is. De kosten, oorspronkelijk geraamd op 33 miljard dollar, worden vandaag ingeschat op 113 miljard dollar.
    De hogesnelheidstrein tussen Madrid en Barcelona, die met 621 km ongeveer dezelfde afstand overbrugt als tussen LA en San Francisco, kostte 11 miljard dollar en werd op vijf jaar gebouwd, tussen 2003 en 2008.
    De Franse spoorwegmaatschappij SNCF, die werd binnengehaald als consultant voor de LA-San Francisco lijn, gooide in 2011 de handdoek in de ring. Een van de projectmanagers van SNCF vertelt dat de Fransen de Californiërs lieten weten dat ze zich op Noord-Afrika gingen richten, waar het politiek gemakkelijker werken was. SNCF hielp onder meer Marokko een hogesnelheidstrein bouwen, die in 2018 begon te rijden.
  • De VS herverdelen meer naar de 50 procent armsten dan Zweden of Noorwegen. Via marginalrevolution. Lees wel de commentaren bij de tweet voor nuances.

Voor “Only in America” baseer ik me in de regel enkel op artikels, analyses, signalementen, … die door Amerikanen zelf zijn geschreven. Kritiek op, analyses van, toogpraat over toestanden in de VS door Europeanen is meestal oppervlakkig en vaak onjuist.


Ondertussen in Amerika

Railroad workers do not receive paid sick days and are punished for taking time off. Carriers have said that their attendance policies are necessary to keep the rail lines staffed, and that they allow workers to take time off when needed, by using paid vacation time.

Dat is uit een artikel in de Washington Post.

Ook nog:

The U.S. Chamber of Congress and some 400 business groups, representing a wide range of industries, from meatpackers to jewelers, sent a letter to Congress on Monday saying the looming rail strike is of “grave urgency.” … “A stoppage of rail service for any duration would be extremely damaging to American families and our economy, costing $2 billion dollars per day,” the letter said.

President Biden probeert een aangekondigde staking af te wenden door het Congres op te roepen een wetgeving goed te keuren die een eerder gesloten akkoord zou bekrachtigen. De spoorwegvakbonden wezen dat akkoord af, onder meer omdat er geen betaalde ziektedagen in opgenomen waren.


Only in America: verboden te tanken

Het beeld dat we hebben van de Verenigde Staten als een supervrije, ongereguleerde economie, klopt niet. Alleszins niet over de hele lijn.

Het foute beeld dook onlangs nog eens op in een column van de Antwerpse politicoloog en economist Ive Marx, waarin hij pleit voor minder regulering in de Belgische economie. Terloops verwijst hij naar de VS: “Te weinig regels hebben, is evenmin goed­. In Amerika hebben ze groei, maar 90 procent daarvan komt terecht bij de rijkste 10 procent.” En: “(Denemarken) is een van de meest regelloze landen in de Oeso­ – op sommige vlakken heeft het zelfs nog minder regels­ dan de Verenigde Staten.

Marginal Revolution linkt naar een artikel in Politico over de regulering van benzinestations in de staat New Jersey. Het is daar al sinds 1949 verboden om te tanken met zelfbediening. De wet werd destijds ingevoerd om veiligheidsredenen, bijvoorbeeld om zwangere vrouwen te beschermen tegen schadelijke dampen.

In 2015 was er al een poging om dat verbod op te heffen, maar die mislukte. Er komt nu een nieuwe poging, onder meer omdat het moeilijker wordt om pompbedienden te vinden. Maar volgens Politico is het ook nu niet zeker dat die het zal halen.


Was het nu ’00 of ’10?

… this guy, Mark Fisher, who’s dead now, had this idea about the slow cancellation of the future. I feel like that’s one of the most profound ideas that I’ve come across in the last 10 years of my life, and it seems so palpable that this is occurring.
An example I will often use is, if you take, say, 10 minutes from an obscure film in 1965 with no major actors, and then you take 10 minutes from an obscure film from 1980 where nobody became famous, and you show anyone these 10-minute clips, they will have no problem whatsoever figuring out which one came first. Even a little kid can look at a movie from 1965 and a movie from 1980 and instantly understand that one predates the other.
But if you do that with a film from 2005 and a film from 2020 — again, an obscure film where you don’t recognize the actors — you’re just looking at it aesthetically and trying to deduce which one came first and which one came second. It’s almost impossible.

Dat is een passage uit de jongste Conversations with Tyler, waarin Tyler Cowen de journalist en schrijver Chuck Klosterman interviewt. Klosterman heeft een nieuw boek uit, The Nineties, waarin hij de jaren 1990 beschrijft.

Klostermans opmerkingen over de twee decennia 2000 en 2010 zijn treffend. Een tijd geleden had ik me gelijkaardige bedenkingen gemaakt. Wat is er karakteristiek aan de jaren ’00? Aan de jaren ’10? Ik kon niets vinden, maar schreef dat toe aan mijn beperkte kennis van muziek en andere populaire cultuur.

Klosterman beweert nu dat die twee decennia eigenlijk in zekere zin karakterloos zijn. Ze zijn alleszins minder gemakkelijk te typeren dan de jaren ’60, ’70, ’80 en ’90 van vorige eeuw. Hij wijt het aan het internet en social media, maar geeft toe dat dat misschien een te gemakkelijke verklaring is.

Zoals bijna elke Conversation with Tyler is het interview met Klosterman voor de rest ook interessant. Vooral wie geïnteresseerd is in Amerikaanse cultuur (muziek en sport) vindt er rake observaties. Klosterman geeft toe dat hij zijn jongste boek eigenlijk The American Nineties had moeten noemen.


*Amerikanen*; *De Lengte van een Oceaan*

Je zal maar Amerikacorrespondent zijn en nu nog geen boek over Amerika geschreven hebben.

Steven De Foer en Björn Soenens zijn beide Amerikacorrespondent, de ene meestal vanop afstand, soms reizend, de andere ter plaatse, met New York als uitvalsbasis. Het zijn ook twee van Vlaanderens beste journalisten. Dit voorjaar brachten ze nagenoeg gelijktijdig (De Foer klopte Soenens op de meet) hun Amerikaboek uit.

De Foer schreef Amerikanen. Het had zo mooi kunnen zijn; Soenens De Lengte van een Oceaan. Stemmen en stemmingen in Amerika.

Om de verdienste van zowel hun boeken als hun dagelijks werk meteen in perspectief te zetten: De Financial Times heeft ter plaatse een US Pharma and Biotech correspondent (Hannah Kuchler). De Foer (voor De Standaard) en Soenens (voor VRT) worden geacht heel Amerika uit te leggen, inclusief de achtergrond en analyse van wat een van de belangrijkste presidentsverkiezingen in de Amerikaanse geschiedenis is, op een historisch keerpunt dat in het ergste geval zelfs volgens anders behoorlijk nuchtere commentatoren tot een burgeroorlog kan leiden.

Heel Amerika uitleggen is in zekere zin geen dankbare taak. Hoe leg je een zo groot, divers en complex land uit, dat zichzelf zelfs niet meer lijkt te begrijpen? En hoe leg je het uit aan een publiek dat over dit onderwerp steevast al een oordeel en een analyse klaar heeft, zeker in deze gepolariseerde tijden?

Zowel De Foer als Soenens verwijzen in hun boek naar giftige reacties die ze van lezers en kijkers “van beide kanten” krijgen op hun analyses over de Trump-jaren en dat ze het daar soms moeilijk mee hebben.

Anderzijds zijn ze beide journalist genoeg om een fameuze kick te krijgen van dit wonderjaar voor Amerikaverslaggevers en -analisten. They’re having the time of their life!

Als verslaggevers en analisten van het dagelijks nieuws weten De Foer en Soenens dat ze the first rough draft of history aan het schrijven zijn. Met het boek hebben ze zichzelf de taak gegeven een stap verder te zetten en van die first rough draft een ietwat coherenter totaalbeeld te maken. Een reportage is altijd “maar” een tessera, een steentje uit een mozaïek.

In beide boeken, en voor Soenens geldt dat nog straffer dan voor De Foer, verdwijnt dat mozaïek-gehalte nooit helemaal. Dat is een bewuste ingreep geweest van de auteurs en hij werkt ook. Als je genoeg afstand neemt van de mozaïek, krijg je een coherent beeld en zie je wat de auteur bedoeld heeft. Maar ook: soms zie je enkel de steentjes en voel je dat de auteurs “uit hun genre” zijn.

De Foer maakt in Amerikanen. Het had zo mooi kunnen zijn zijn mozaïek aan de hand van een combinatie van anekdotische reportages, interviews, zijn diepe kennis van de Amerikaanse cultuur, en de neerslag van heel grondige research in de literatuur.

Een bonus aan het boek is dat De Foer op het einde, in een hoofdstuk “Verantwoording”, bij elk hoofdstuk een bronnen- en literatuurlijst opgeeft. De dankbare lezer kan enkel onder de indruk geraken van de belezenheid en zich afvragen waar deze drukke journalist de tijd gevonden heeft om te lezen wat moet gelezen worden.

De Foer heeft in de design van zijn boek ook de kunst gevonden om relevante feiten en inzichten op de juiste plaats te laten doorsijpelen, soms zij aan zij met een anekdote uit een ontmoeting of interview. Zo bijvoorbeeld de Levittowns, die vlak na de Tweede Wereldoorlog de geboorte inluidden van de voorsteden die het kloppende hart van de VS zouden worden (p 153).

Of de korte geschiedenis van het stadje Flint (p 154), dat we kennen van de documentaire Roger & Me van Michael Moore, en waarvan het dynamisme tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog zo sterk contrasteert met de lethargie waaraan de VS nu ten prooi zijn gevallen.

Dat Lincoln en Marx nog met elkaar correspondeerden (p 200) is meer dan een handig wist-je-datje, maar geeft een perspectief op de Amerikaanse geschiedenis dat je nog niet had. De analyse van de voormalige Franse president Valéry Giscard d’Estaing over verschil tussen EU en VS (p 148) is een trouvaille.

De Foer heeft er, veel meer dan Soenens, voor gekozen om in zijn mozaïek ook de historische achtergrond mee te nemen zonder dewelke je Amerika niet kan begrijpen (en waarvan je je afvraagt hoeveel Amerikanen hem kennen).
Zijn hoofdstukken over de historische achtergronden van het Amerikaanse racisme tegenover zwarten en de oorspronkelijke indianen kunnen zo op de verplichteliteratuurlijst van het middelbaar onderwijs.

Minder voor de hand liggend (maar evident voor wie Alfred Chandler heeft gelezen – niet in De Foers bibliografie, gotcha) is misschien het enorme belang van de industriële ontwikkeling in het laatste derde van de 19de eeuw, die enorm boeiende periode, met de groeispurt (p 149) waarmee de VS de basis legden van hun economische dominantie tot, wel, ongeveer nu, en het Eerie Canal (p 141) als exemplarisch industrieel erfgoed.

Het is een willekeurige en bijlange geen volledige opsomming, die onvoldoende recht doet aan de eruditie waarmee De Foer zijn verhaal lardeert zonder dat het een geschiedenisles wordt (beetje reserve voor het hoofdstuk over de Indianen).

Verliefd

De ondertitel van De Foers boek, (Het had zo mooi kunnen zijn) behoeft enige uitleg, omdat hij zeer goed het “programma” weergeeft van waaruit De Foer geschreven heeft.
De uitleg komt op pagina 283:

Het jonge Amerika van na de Revolutie droeg de kiemen in zich van een utopia, een ideale staat – vanuit het standpunt van blanke mannen althans. Zijn mix van gelijke kansen en meritocratie was zijn tijd ver vooruit. In de jaren na 1776, op het einde van de Burgeroorlog (1861-1865), en na de Great Societyhervormingen (1964-1965) hebben de Amerikanen diverse kansen gehad om die belofte van een droomland in de praktijk om te zetten. Ze hebben het telkens weer verknald, vandaar de teleurstelling.

En dan meteen daarna; het is sterker dan hemzelf:

En toch blijft de VS een land van belofte.

De Foer is, net zoals Soenens trouwens, verliefd op Amerika en de (meeste) Amerikanen. Maar beiden zijn ze ook zwaar teleurgesteld in het onbereikbare object van hun liefde.

De Foer doet het minste moeite om dat te verbergen. Hij maakte er de ondertitel van zijn boek van. Het is een keuze die veel verder gaat dan die voor een invalshoek voor een boek.

De grootste worsteling van beide auteurs is ongetwijfeld geweest wat ze nu juist, als finale analyse, over Trump moesten zeggen. De lezer moet de intellectuele keuze respecteren die elke auteur gemaakt heeft; dat is alleszins wat deze recensent doet. De Foer gooit, na rijp beraad (zo ken ik hem), alle reserves overboord. “De eerste en hopelijk enige termijn van president Trump is een ramp van formaat geweest voor de VS en de rest van de wereld.” (p 284)

Het heeft het voordeel dat we weten waar hij staat.

Jean-Luc Dehaene

Maar we kunnen niet anders dan de vergelijking maken. We willen niet alleen bevestigd worden in onze wellicht gegronde afkeer van het fenomeen Trump. We willen ook begrijpen waarom nagenoeg de helft van een bevolking die we waarderen op dit fenomeen gestemd heeft en het deze week weer zal doen, ondanks de enorme ogenschijnlijke handicap van de Coronacrisis (Jean-Luc Dehaene zou jaloers geweest zijn: hij werd in 1999 naar huis gestuurd omdat er gedurende enkele weken wat minieme hoeveelheden motorolie in wat kippen werden gevonden).

Die poging tot begrip vinden we meer bij Soenens dan bij De Foer. Ze heeft het voordeel dat we meegenomen worden op een zoektocht naar evenwicht. Bij Soenens vinden we eerlijker en iets meer verwoede pogingen om “de andere helft” (de titel van het vierde hoofdstuk) te begrijpen.

Hij gunt, in tegenstelling tot De Foer, Trump zelfs zijn successen, zoals dat met de Noord-Koreaanse leider Kim Jung-Un (p 204) en zijn wrevels, zoals die over de te lage bijdrage aan de NATO van andere landen (p 205). Soenens wijst er ons terecht op: “We vergeten vaak dat Donald Trump niet de oorzaak is van de turbulentie en de problemen van Amerika. Donald Trump is een symptoom ervan.” (p 206) Hij analyseert ook heel duidelijk de slimme maar verderfelijke symbiose tussen Trump en de media.

De mozaïek die Soenens maakt, lijkt qua constructie en stijlkeuzes soms merkwaardig hard op die van De Foer. Beide hebben ze bijvoorbeeld de keuze gemaakt om citaten uit Amerikaanse muziek als een soort rode draad door hun verhaal te weven.

De bijzonderste ingreep die Soenens doet, en die ik na enige aarzeling wel geslaagd vind, is dat hij zijn Amerikaverhaal regelmatig onderbreekt met heel persoonlijke overpeinzingen over het correspondentschap en over de fysieke en soms mentaal pijnlijke afstand die hem scheidt van de meeste van zijn geliefden (“De Lengte van een Oceaan” uit de titel).

Die aanpak geeft het boek een heel speciaal ritme. Dat en zijn eerlijke pogingen om de andere helft te begrijpen, liggen in het verlengde van het (omstreden) constructive journalism dat Soenens al predikte toen hij nog hoofdredacteur was van Het Journaal.

New York

Niet alleen die ingrepen maken van De Lengte van een Oceaan een veel persoonlijker boek dan Amerikanen. Soenens’ boek gaat voor ongeveer een derde (mijn ruwe inschatting) over zijn woonplaats New York. De liefde voor de stad spettert van de pagina’s. We leren van Soenens dat goede adresjes er snel komen en gaan, maar wie in het kort naar New York gaat, heeft met het boek voldoende plekken en adressen voor een gevuld tiendaags verblijf.

Er zit logica en richting in de opbouw van het boek, maar Soenens (of zijn uitgever, die ook op andere vlakken zijn werk niet goed gedaan heeft) had er misschien toch goed aan gedaan wat te schrappen. Hoewel het boek op geen moment verveelt, is het met zijn 488 pagina’s gewoon te dik.

Ook op het vlak van stijl vergt De Lengte van een Oceaan soms inspanningen. Te vaak kortademig. Teveel zinnen zonder werkwoord. Leidt tot een staccato dat op tv of radio beter werkt dan in een boek. Vooral naar het einde van het boek begint Soenens zich ook soms te herhalen. Ook dit had een beetje eindredactie kunnen verhelpen.

Beide boeken zijn grondig geresearched. Maar deze recensent kan het, reluctantly, niet nalaten wat economische spijkers op laag water te zoeken, omdat dat in de “algemene” journalistiek toch nog te vaak nodig is.

Intussen richt (sic) de vernieuwing en innovatie van de economie elke dag ravage aan,” schrijft Soenens (p 256). De ravage is een zijde van wat vaak creative destruction wordt genoemd. Maar als we de VS een ding moeten gunnen, dan toch wel de erkenning van de keerzijde van die creative destruction, die honderdduizenden jobs heeft gecreëerd en die van de Amerikaanse economie nog altijd een van de meest dynamische ter wereld maakt.

Soenens schrijft (p 45) dat “de lonen van ongediplomeerde arbeiders met 40 procent gedaald zijn sinds de jaren zeventig.” Het is niet waar (ze daalden hooguit met 12 a 13 procent voor sommige groepen; sinds 2000 stijgen de lonen van de laagst geschoolden zelfs het derde snelst van alle opleidingscategorieën). Maar het zet wel de foute toon.

De Foer beweert plompverloren dat het trickledowneffect “in veel economische studies al is gelogenstraft” (p 184). Wat is “veel”? Ik had dan graag minstens een autoritaire verwijzing. En zijn het er meer dan die waarin trickledown wordt aangetoond? I don’t think so.

De huizencrisis in Californië heeft volgens De Foer (p 190) alles te maken met het goede weer daar en met de lokroep van Silicon Valley. Dat is een te eenzijdige economische analyse, die voorbijgaat aan de inspanningen van de huidige bewoners om via zoning wetten de bouw van nieuwe woningen tegen te houden.

Nog een spijkertje: Beide auteurs besteden terecht voldoende aandacht aan de opioidencrisis. Die crisis is tot nader order een heel typisch only-in-America fenomeen, dat in 2018 alleen al 49,000 levens eiste, vooral van blanke mannen.

Het is in dit verhaal een mankement dat geen van beide auteurs verwijst naar Deaths of Despair and the Future of Capitalism van Nobelpijswinnaar Angus Deaton en Anne Case, dat echt wel een striemend standaardwerk is over deze onverkwikkelijke kwestie. De analyse van Deaton en Case is ongenadig en vertelt haarscherp en feitengebaseerd wat er mis is met het Amerikaanse gezondheidssysteem. Misschien een interviewtip? Ik denk dat Deaton nogal benaderbaar is.

En nog een laatste, een taalkundige. De Standaard – ik heb nog eens gecheckt of ze het veranderd hadden – hanteert als redactionele regel dat VS als meervoud moet worden geschreven. De Foer (en zijn eindredacteur) zondigen in het boek tegen die regel.

The New Yorker

Zowel Amerikanen als De Lengte van een Oceaan zijn het ideale “Amerika voor beginners” boek, en dat is hoegenaamd niet denigrerend bedoeld.

God weet dat we het na vannacht nodig zullen hebben. Wij Europeanen staan immers te vaak en te snel klaar met ons oordeel over de wonderlijke natie die de VS zijn. Dat wonderlijke blijkt onder meer uit de vaststelling dat de eerlijkste, scherpste en slimste kritiek op de VS meestal van Amerikanen zelf komt. De Amerikanen verstaan beter dan wij de kunst om zulke kritiek niet alleen te tolereren, maar zelfs te cultiveren. Met De Foer en Soenens hebben ze nu twee auteurs van het Oude Continent die, vanuit dezelfde liefde voor het land, even scherp en genuanceerd hun kritiek hebben durven neerschrijven.

Uitsmijter1: Voor zover ik kon nagaan, hebben noch Humo, noch De Morgen tot nu toe een signalement, laat staan een bespreking gepubliceerd van het boek van De Standaard redacteur De Foer. Arm Vlaanderen! Foei DPG!

Uitsmijter2: The New Yorker maakte een zeer bekijkenswaardige documentaire van 13 minuten waarin ze zeven Amerikacorrespondenten, onder wie de Nederlander Arjen van der Horst, aan het woord laten over de presidentsverkiezingen.


Geloof en hoop

Kiezers kunnen politiek van mening verschillen, maar als ze min of meer rationeel zijn, zouden ze toch de uitkomst van de verkiezingen min of meer gelijk moeten kunnen inschatten.

Het is niet zoals in voetbal, waar je gelooft dat je geloof in de winstkansen van je ploeg zal bijdragen tot het resultaat.

Niet dus, volgens een recente working paper van de University of Chicago.

Voor Political Polarization and Expected Economic Outcomes ondervroegen de onderzoekers Amerikaanse huishoudens tussen oktober 2019 en oktober 2020.

Van de Democraten verwacht 87 procent dat Biden gaat winnen; bij de Republikeinen verwacht 84 procent dat Trump wint. Straffer nog: meer dan 20 procent van de Republikeinen is 100 procent zeker dat Trump wint; bij de Democraten is 15 procent 100 procent zeker dat Biden wint.

Dit voorspelt niet veel goeds over de aanvaarding van de uitslag in een of ander kamp.

Via Grumpy Economist John Cochrane.


Alternatief mediadieet voor Amerikawatchers?

Grappige tweet na het bizarre schouwspel van het debat tussen Biden en die andere deze nacht. ” Dan slaapt ne mens al eens uit na het Biden/Trump debat, blijkt er ineens een Belgische regering te zijn. ” (@mschenk).

En een zeer goede suggestie van trouwe lezer Alexander Van de Rostyne. Ik citeer zijn mails:

In het kader van de verkiezingen in de US volg ik nu vooral de ‘mood’ van USAToday, een beetje het amerikaanse ‘het laatste nieuws’ .
Ik weet voor wie NYT publiek zal stemmen, ook de FOX fans. De thermometer van de swingers/hesitators zitten waarschijnlijk (mijn inschatting) bij USAToday. Het zou goed kunnen zijn dat een pak van dat publiek 4 jaar geleden uit trouw aan de republikeinen Trump het voordeel van de twijfel hebben gegeven, en nu eerder het nadeel van de twijfel.
De toon van de krant gaat alvast in die richting, is veel minder opiniërenden activistisch dan NYT, maar in de rapportering gaan ze duidelijk tegen Trump in.
Hier een voorbeeld: Fact check Jill Biden won’t require Americans to learn Spanish.
Dagelijks even klikken op https://eu.usatoday.com (slechte site wel).

En:

Ik volg ook af en toe het nieuws in Alabama, een toch hartstochtelijke redneck state, al 40 jaar Republikeins en in 2016 won Trump met 2 tegen 1 van Clinton. 
Daar waar USAToday mijn ‘man met de pet’ thermometer is, is Alabama een thermometer voor hoe overtuigde Republikeinen al dan niet blijven meegaan in het Trumpisme. 
In Alabama News valt tot nu toe op dat ze redactioneel niet echt  pro Trump zijn. Of dit een shift is met het verleden weet ik niet, want toen las ik dat nog niet. De site is wel als ‘centrum rechts bias’ gelabeled.
Ook tekenend: er staat vandaag een poll over wie het debat van gisteren gewonnen heeft,  51.4% vind dat dat Trump was, maar gezien de kleur van die staat is dat een pak minder dan zijn kiesbasis.
Ik blijf bij mijn stelling dat Trump gaat verliezen.

We lachen met Amerikanen omdat ze weinig weten over Europa en als ze al iets weten, verkrijgen ze hun nieuws via een beperkte lens. Maar ik denk dat dat omgekeerd ook vaak het geval is. Wie het nieuws en de opinie in de VS volgt hier in Europa, doet dat toch meestal via de “traditionele” kanalen zoals New York Times, Washington Post, CNN e.d. (guilty). Na het debat deze nacht hebben we gezien dat die, zacht gezegd, ook nogal biased zijn.

Benieuwd waar Americawatchers zoal Steven De Foer en Björn Soenens, die overigens de tijd van hun leven meemaken, hun mosterd halen.