Tweede deel van de bespreking van The Future of Capitalism van Paul Collier. Hier is het eerste deel. Nog een drietal boeken te gaan in de reeks Kapitalisme: Is het einde nabij?
The Future of Capitalism presenteert zich als een pragmatisch en “coherent package of remedies that address our new anxieties”. (p 18) Het hoofdprogramma is een herstel van de ethiek van wederkerige verplichtingen. Collier wijdt aparte hoofdstukken aan voorstellen om die ethiek te herstellen in de drie arena’s die ons leven domineren: staat, bedrijven en families.
Voor elk van die drie arena’s betekent het herstel volgens Collier een terugkeer naar een (veronderstelde) ideale, of alleszins alles-was-betere toestand.
Voor de staat is dat de sociaaldemocratie van de drie decennia na de Tweede Wereldoorlog. Die sociaaldemocratie is echter gekaapt door het front van Utilitaristen en Rawlsiaanse advocaten (zie deel 1 van de bespreking), waardoor de ethische staat geleidelijk veranderde in de paternalistische staat. (p 49-50)
In die paternalistische staat ging het gevoel van gedeelde identiteit verloren dat noodzakelijk is voor een structuur van wederzijdse verplichtingen. We moeten dus weer op zoek naar een gevoel van gedeelde identiteit. Een terugkeer naar het nationalisme? Dat zal niet werken. Want de argwaan, en zelfs het misprijzen van Utilitaristen en Rawlsianen voor nationalisme is ten dele terecht: het kan soms toxisch zijn; en het wordt ook misbruikt door de populisten.
Dus is de vraag:
“Is it possible to forge bonds that are sufficient for a viable polity yet not dangerous? This is the central question that has to be addressed in social science. On its answer rests the future of our societies.” (p 62)
Kunnen we die gedeelde identiteit opbouwen rond gedeelde waarden? Dat lijkt de weg die veel politici en beleidsmakers gekozen hebben (bijvoorbeeld in het immigratiedebat). Maar in de moderne samenleving zijn er zoveel verschillende waarden dat je ofwel een dunne spoeling krijgt, ofwel een basis voor uitsluiting.
De oplossing ligt volgens Collier in een revival van het patriotisme, als een gevoel van aanhankelijkheid aan een plaats, een regio. Met deze tactiek, die de Franse president Macron succesvol toepaste in 2017 (door zich te profileren als patriot in plaats van als nationalist – Collier schreef het boek in 2018, toen Macron nog niet teveel van zijn pluimen verloren had), kunnen we de sense of belonging heroveren op de nationalisten.
Voor bedrijven vindt Collier de alles-was-betere toestand in de coöperatieven en mutualiteiten van eind 19de, begin 20ste eeuw. In het huidige systeem van corporate governance zijn het enkel de eigenaars (aandeelhouders) die de wettelijke controle over een bedrijf uitoefenen. De weg naar ethischer bedrijven ligt in de uitbreiding en het opnieuw in evenwicht brengen van de diverse belangen die de wettelijke controle over bedrijven uitoefenen. Het algemeen belang zou op een of andere manier een vertegenwoordiging moeten krijgen in het bestuur van bedrijven.
Maar bovenal, vindt Collier, ligt er een taak bij de burgers: “Once a society has enough citizens who understand the proper purpose of companies, and have accepted is as a norm, we ourselves become the anchors of good corporate behaviour.” (p 93)
De alles-was-betere toestand van families lag in de uitgebreide ethische familie, waarin normen van wederzijdse verplichtingen stevig verankerd waren. Die is echter in een paar generaties geleidelijk vervangen door de nucleaire familie, het modelgezin dat we nu kennen.
In die nucleaire familie zijn er grote verschillen tussen families van hoogopgeleiden, waar normen van wederkerigheid vaak wel nog gelden, en families van laagopgeleiden. De verschillen, die doorgegeven worden van generatie op generatie, uiten zich in wijd uiteenlopende percentages van eenoudergezinnen, echtscheidingen en buitenechtelijke geboorten. Ze worden nog versterkt doordat laagopgeleiden vaak het slachtoffer zijn van de creative destruction en de globalisering, die wel de economie doen groeien, maar hen achterlaat met jobs zonder voldoening, of zonder job.
Collier beseft wel dat het wellicht niet doenbaar is de uitgebreide ethische familie te herstellen. Een deel van de oplossing komt misschien wel uit het feit dat we langer leven. Families zijn wel horizontaal gekrompen, maar groeien nu verticaal, door de generaties. De familiepatriarchen en -matriarchen zouden een rol kunnen spelen in het herstel van normen van wederzijdse verplichtingen.
Moedertje Staat
Met de (herstelde) praktische gemeenschapsethiek als fundament doet Collier in het derde deel van het boek (Restoring the Inclusive Society) een reeks praktische voorstellen om de kloven die onze maatschappij verscheuren te dichten.
Voor de Utilitaristen en Rawlsianen waartegen Collier in het boek ten strijde trekt, liggen de oplossingen voor de kloof tussen de having it all families en de falling apart families in wat Collier sociaal paternalisme noemt. Maar dat heeft gefaald: de staat kan niet in de plaats van de familie komen.
Collier stelt als alternatief sociaal maternalisme voor (p 21, 155, 190): een beleid waarbij de staat zorgend inspringt waar het het meest toe doet: gratis voorschoolse opleiding, mentorschap voor kinderen, ondersteuning van gestresste gezinnen. De ingrepen zullen vaak gebeuren in samenwerking met of zelfs op initiatief van sociaal ondernemers en middenveldorganisaties.
Maar dat sociaal maternalisme komt wel met a hard edge (p 190): het vraagt redelijke inspanningen van de having it all. Niet met blinde herverdeling door steeds toenemende belastingen; die zou het tekort aan (inkomen uit) zinvolle jobs enkel accentueren. De hard edge bestaat onder meer uit pragmatische belastingingrepen die vooral rente (onverdiende en onnodige winsten) wegbelasten.
Een interessante piste is het voorstel dat Collier uitwerkte om de kloof tussen de bloeiende metropolis en de achtergebleven provincie te dichten. Eigenaars van gronden in de metropolis “profiteren” van een metropolis-effect waarvoor ze niet gewerkt hebben: hun gronden worden meer waard naarmate de metropolis aantrekkelijker wordt. Het wegbelasten van die meerwaarde is een belasting die zowel efficiënt is (het wegbelasten van rente heeft als voordeel dat het doorgaans geen invloed heeft op de beslissing om te werken of te ondernemen) als ethisch verantwoord.
Dit zal echter niet voldoende zijn. Het positief metropolis-effect vloeit tegenwoordig voor een groot deel naar hoogopgeleide jongeren die, vaak nog single, hun loopbaan starten in de metropolis, waar ze het meest kunnen verdienen. Maar dat surplus (tegenover wat ze in de provincie zouden kunnen verdienen) is niet enkel hun eigen “verdienste” (hoe graag ze dat ook verdedigen). Het wordt mee mogelijk gemaakt door de publieke goederen die de metropolis biedt. Als we de metropolis-rente kunnen afromen met belastingen, zouden de hoogopgeleiden nog altijd meer verdienen (omdat ze productiever zijn), maar zou het “onverdiende” deel van hun inkomen kunnen dienen om te investeren in de achtergestelde provincie.
Een toekomst voor het kapitalisme?
Hebben we nu wat de titel van het boek belooft? Een toekomst voor het kapitalisme?
Mwa …
Collier belooft een coherent package of remedies that address our new anxieties, met het uitgangspunt dat “capitalism needs to be managed, not defeated” Maar betekent dit dat hij op 231 pagina’s een volledige, de enige juiste lijst aanbiedt waarmee we het kapitalisme niet alleen kunnen redden en managen, maar het ook ethisch maken? Het ultieme recept? Of is het een onvolledig Chinees menu? Dat wordt nergens echt duidelijk.
Men kan zeggen dat Collier moedig is, omdat hij tenminste met een lijst van haalbare voorstellen komt. Zelf gaat hij prat op zijn pragmatisme, waarmee hij naar eigen zeggen uit het vaarwater van zowel ideologen als populisten blijft. Maar, zoals Branko Milanovic terecht opmerkt in een goede bespreking van het boek (deel 2): pragmatisme is een ideologie als een ander. Het is ook misplaatst om te beweren dat je als pragmatist wars bent van elke ideologische invloed.
En als je dan pragmatist bent (én academicus), dan onderbouw je dat toch beter dan door enkele schaarse verwijzingen naar Charles Peirce of Adam Smith en David Hume (geen John Dewey of Richard Rorty, die als pragmatisten veel meer te zeggen hebben dan Peirce over politieke economie?).
Het zijn misschien detailopmerkingen, gegeven het doel van Collier om een kort boek te schrijven voor een groot publiek over een zeer breed onderwerp. Maar de keuzes die Collier maakte, leiden wel meer tot nogal dunne redeneringen, nauwelijks gestaafde beweringen, en karikaturen van het hedendaags kapitalisme, die enkel moeten dienen om zijn punt te maken.
Wellicht in zijn doel om het boek kort en bevattelijk te houden, heeft Collier bijvoorbeeld heel weinig gezegd over globalisme, of over de opkomst van China. Dat is verbazend gezien zijn achtergrond als ontwikkelingseconoom. Het heeft geleid tot een verhaal dat Euro- en VS-centrisch is.
De gebeten honden in het verhaal van Collier zijn de Utilitaristen en de “Rawlsiaanse advocaten”. Als we hun invloed kunnen counteren, zijn we op weg naar een betere wereld.
Daarom is het bizar dat Collier eigenlijk nergens goed uitlegt waar die Rawlsiaanse advocaten nu juist voor staan. Hij verwijst ergens (p 203) naar Hillary Clinton als archetype van zo’n Rawlsiaan. Maar ik vermoed dat dat voor de gemiddelde lezer niet veel verheldering brengt. (En voor de academici: de link die Collier legt tussen Rawls en identity politics is problematisch, niet?)
Het sociaal maternalisme dat Collier voorstelt als alternatief voor het sociaal paternalisme van de Utilitaristen en Rawlsianen blijft toch ook wat vaag en zelfs wollig. Voor zover ik kan nagaan, is het begrip na het verschijnen van het boek ook niet erg wijd opgepikt.
Het leidmotief van het boek is “herstel”. Impliciet, en vaak ook expliciet verwijst Collier daarmee naar een veronderstelde betere tijd. Maar wanneer was die tijd dan? En waarin was die dan beter?
Voor de sociaaldemocratie zoals Collier die zou willen herstellen, zijn dat de Trente Glorieuses, de periode van dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog. Maar alvast voor Groot-Brittannië, dat Collier toch het meest gebruikt als referentie, en louter op basis van economische groei, was die periode toch niet zo glorieus.
Groot-Brittannië begon die periode als een van de rijkste landen in West-Europa, gemeten in BBP per capita. Dertig jaar later was het land gegroeid met 112 procent. Niet slecht, maar het had zich wel laten bijbenen of voorbijsteken door België (+ 186%), Frankrijk (+ 227%), Duitsland (+321%) en zelfs Italië (386%).
Collier zou tegenwerpen dat het niet louter om de cijfers gaat, maar vooral om het sociale en politieke klimaat. De periode 1945-1975 was er inderdaad een waarin veel mogelijk leek en was. Maar was het toen op alle vlakken echt zoveel beter? Veel mensen voelden zich misschien inderdaad meer geborgen in de uitgebreide ethische familie. Maar er was toch ook veel onderhuidse en openlijke onderdrukking. In zijn hunkering naar de idyllische uitgebreide ethische familie zegt Collier nog net niet dat we zouden kunnen overwegen om moeder weer aan de haard te laten.
De ongelijkheid tussen landen in de wereld is in de periode waarin het volgens Collier allemaal is beginnen mislopen, net hard afgenomen.
“Citizens ceased to be moral actors with responsibilities” (p 11) Maar wanneer en hoe waren ze dat dan wel in zo onvergelijkbaar betere mate? Als we de ethics of community moeten herstellen, naar welke historische toestand moeten we dan volgens Collier terugkeren?
En hoe?
In het hoofdstuk over het herstel van het ethisch bedrijf komt Collier met een ultiem recept: “We need to build a critical mass of ethical citizens” (p 95)
Ja, zo kan ik ook een toekomst uittekenen voor een weldadig kapitalisme. We moeten dus gewoon allemaal ethische burgers worden. Dat we daar nog niet aan gedacht hadden.