Woensdagse gevarieerde links

covid19 in sewage
  • Human Challenge Trials (ik vond geen goede Nederlandse vertaling) zijn een aanpak in vaccinontwikkeling waarbij men vrijwilligers besmet met een virus om zo de ontwikkeling van het vaccin te versnellen. De aanpak is al gebruikt in de ontwikkeling van vaccins voor griep, malaria, typhus en cholera. Het probleem waar vaccin-onderzoekers voor Covid-19 mee kampen, is dat er binnenkort misschien te weinig besmette personen zijn om een vaccin op te testen. Op 1 day sooner kunnen vrijwilligers zich opgeven. Vandaag staat de teller van vrijwilligers al op meer dan 25,000. 1 Day Sooner schat dat de versnelling van de ontwikkeling van een vaccin met 1 dag 7,120 levens kan redden; met 3 maanden wordt dat meer dan een half miljoen. Opinies over human challenge trials hier, hier, hier en hier.
  • De coronavirus tracker van Johns Hopkins University haalt “meer dan 1 miljard hits per dag“. Storende onnauwkeurigheid in het artikel: hits of visits? Ter vergelijking: Google.com haalde volgens similarweb in april: 2.7 miljard visits per dag; YouTube.com 1.1 miljard per dag.
  • Het ‘Irma-effect’ (in Nederland): veel interesse voor studie tot gebarentolk sinds begin coronacrisis.

Dinsdag quote

Commerce is the name for free, mutual, and voluntary exchange among peoples. It is the normal activity by which interdependence is realized and the common good of all served. It is an activity typically more unifying than politics, nationalism, religion, or conquest. Its nature is social, as is its function, and as are the virtues it inculcates.

Michael Novak (1984). Geciteerd in Deirdre McCloskey (2006). Bourgeois Virtues, p 61

Corporate Social Responsibility: Triviaal, naïef of contra-productief (3)

Derde en laatste voorlaatste post in dit reeksje ((1) en (2)):
Hoe kunnen we de intuïties van CSR, of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), redden zonder naïef, futiel of onproductief te zijn?

Gesteld dat we aannemen dat argumenten over de mankementen van het CSR en Stakeholder discours uit vorige posts enige plausibiliteit hebben, is het debat dan gesloten? Ik denk het niet.

Een panglossiaanse visie op de instellingen en gedragingen van het aandeelhouderskapitalisme is immers even naïef of extreem als de visie dat we met CSR en Stakeholder theorie alle problemen van het aandeelhouderskapitalisme gaan oplossen.

We leven niet in de beste der werelden. Ja, we moeten er ons voor hoeden business ethiek te verbreden tot algemene ethiek, omdat die dan futiel wordt. Maar business ethiek mag wel ingekaderd worden in algemene ethiek. Als het maar gebeurt op een manier waarbij we het kind niet met het badwater wegsmijten.

Het voorstel is dan om CSR-proponenten harder te laten werken door hen de bewijslast toe te schuiven. Zij moeten aantonen dat het huidige kader en de huidige instellingen die het aandeelhouderskapitalisme regelen, onvoldoende zouden zijn om te beantwoorden aan hun bekommernissen. Of anders moeten ze een ander werkbaar kader voorstellen.

In enkele recente manifesten in de discussie over de post-Corona wereld, doen ze dat onvoldoende.

De Nederlandse hoogleraar bedrijfsethiek en KPMG-partner voor “integrity, forensic & soft-controls” Muel Kaptein roept in een bijdrage op MeJudice op tot een nieuwe moraal en een doorbraak op het gebied van duurzaamheid, meer gelijkheid, solidariteit en rechtvaardigheid binnen bedrijven, privacy, mensenrechten, diversiteit en langetermijn waardecreatie. Wow!

In de Volkskrant pleiten meer dan honderd vooraanstaande Nederlanders ervoor om de crisis te gebruiken voor een doorbraak op het gebied van duurzaamheid in het bedrijfsleven.

Ze mengen in het manifest praktische voorstellen (“Bedrijven moeten de afgelopen tien jaar in binnen- en buitenland hun aandeel hebben bijgedragen als het gaat om het betalen van belastingen“; “Hier ligt volgens ons een taak voor de pensioenfondsen“) met minder uitvoerbare (“Bedrijven geven blijk van sociale rechtvaardigheid, richten zich op langetermijn duurzame economische groei en begrijpen dat ze daarvoor de belangen van alle stakeholders moeten dienen“), feitelijke vaststellingen (“Op een omzet van 15 miljard dollar, maakte Booking Holdings vorig jaar zo’n 5 miljard dollar winst. Toch heeft het bedrijf geen reserves om zijn personeel een paar maanden door te betalen.”) met assumpties die minstens enige historische duiding zouden verdienen (“… het mondiaal economisch systeem dat decennialang voor veel welvaart heeft gezorgd maar nu duidelijk niet meer toekomstbestendig is.”; “de kloof tussen arm en rijk wordt veel te diep“) en gaan hier en daar heel kort door de bocht (“Bedrijven die alleen op de wereld zijn om geld te verdienen, hebben geen bestaansrecht.“).

Een van de problemen met zulke oproepen is: Wie kan daar nu tegen zijn? Belangrijke hint: bedrijven alvast niet, of alleszins niet vree visibel. Ander probleem: Buiten een beroep op “als we nu eens allemaal samen” en “we waren slecht bezig” komen deze manifesten zelden met echt praktische voorstellen die aantonen dat “het huidige kader en de huidige instellingen die het aandeelhouderskapitalisme regelen, onvoldoende zouden zijn om te beantwoorden aan hun bekommernissen”.

De Canadese economische filosoof Joseph Heath, op wiens werk deze posts voor een groot deel gebaseerd zijn, en die op zijn eentje zowat het domein van business ethiek gedefinieerd heeft, komt met een praktisch voorstel. Ik probeer zijn gedachtegang zo kort mogelijk samen te vatten:

  • Hoewel het huidige wettelijke kader belangrijk is als we praktische voorstellen willen doen, hebben bedrijven wel degelijk sociale verantwoordelijkheden die verder reiken dan dat strikte kader
  • In het huidige wettelijke kader lijken de regels zich soms te beperken tot de fiduciaire verantwoordelijkheid van de manager. Maar die biedt niet de bredere ethische kadering waarnaar we op zoek zijn voor business ethiek
  • Die bredere ethische kadering moeten we zoeken in een ethische verantwoording van winst in een kapitalistische economie
  • Winst is ethisch goed, niet omdat het iets is wat bedrijven en aandeelhouders toekomt (Locke), maar omdat winststreven er samen met vrije concurrentie voor zorgt dat prijzen zodanig evolueren dat de beschikbare middelen in de maatschappij op hun meest efficiënt worden ingezet
  • Efficiëntie is goed, want efficiënt = duurzaam. Dit is een punt waar veel proponenten van CSR het vaak moeilijk mee hebben. Zij zouden willen dat bedrijven “breder kijken dan efficiëntie”
  • Maar wellicht is het bevorderen van efficiëntie, in een institutional division of moral labor, het hoogste ethische ideaal dat we van bedrijven kunnen vragen in de reële wereld
  • Het bestaande kader van wetgeving en instellingen moet in die zin geïnterpreteerd worden: de efficiëntie die we bereiken door de dynamiek van winststreven en vrije concurrentie is goed -> Laat ons die bevorderen en vrijwaren met wetgeving en regulering
  • Want dat heeft redelijk goed gewerkt tot nu toe: veel (maar zeker niet alle!) reguleringen hebben ervoor gezorgd dat bedrijfsgedrag dat ooit louter ethisch verwerpelijk was (denk aan kinderarbeid) nu onwettelijk is. We zijn daar OK mee. Het gaat samen met een groeiend ingrijpen van de overheid in de economie, dat in veel (maar zeker niet alle!) gevallen weldadig is
  • Maar wetgeving is helaas een redelijk bot instrument. In veel gevallen zal het voor de overheid moeilijk, duur of onmogelijk zijn om waarheidsgetrouwe informatie te achterhalen waarmee ze die wetgeving kan doen naleven
  • Dus: wordt business ethiek een soort add-on bij de bestaande wetgeving, net zoals algemene ethische regels een soort add-on zijn bij de bestaande algemene wetgeving (in werkelijkheid is het meestal andersom)
  • Maar dan geeft business ethiek wel een duidelijke en praktisch implementeerbare richtlijn. Bedrijven moeten in de geest van de wet handelen. Dat betekent dus dat ze enkel winst mogen nastreven in zoverre dat dat streven de concurrentie en (dus) efficiëntie bevordert. Zelfs als hun handelingen strikt wettelijk toegelaten zijn
  • We mogen bedrijven hierop aanspreken. In speciale gevallen, zoals de organisatie van post-Corona, mogen we zelfs proberen te organiseren om die aanspraak hard te maken

Efficiëntiebevordering binnen de geest van de bestaande wetgeving en instellingen zal in de ogen van veel CSR-proponenten een mager beestje zijn. Maar we hebben er een kader voor dat best wel de tand des tijds heeft doorstaan. Het punt is: we hebben nu een ethisch kader voor business ethiek, waaruit we praktische richtlijnen kunnen afleiden om niet alleen de voordelen te bevorderen die een markteconomie levert, maar ook om de nadelen ervan te bestrijden.

Het meest voor de hand liggende voorbeeld is belastingontwijking. Die is strikt wettelijk gezien meestal in orde, maar is vanuit business ethisch standpunt verwerpelijk omdat ze de concurrentie vervalst.

Twee andere voorbeelden:

  • In dit kader moeten alle bedrijven de kosten die ze veroorzaken (bijvoorbeeld met vervuiling), “internaliseren” en dus weerspiegelen in de prijs die ze consumenten aanrekenen. Die kosten zijn in principe berekenbaar. Als we dan, bijvoorbeeld, een CO2-belasting invoeren, dan kunnen de milieu-activisten alvast de tafel van de stakeholders van individuele bedrijven weltevreden verlaten
  • Nog straffer: Het model van vrije concurrentie veronderstelt dat alle partijen (bedrijven en klanten) in een transactie over dezelfde informatie beschikken. Misleidende reclame, een pleonasme als er ooit een was, druist in tegen deze regel. Er is dus een case om misleidende reclame, en misschien reclame in het algemeen, te verbieden, zeker in sectoren met weinig spelers (bijvoorbeeld: telecom en energie). Het aldus uitgespaarde geld kunnen bedrijven aanwenden om producten goedkoper te maken en echte concurrentie te voeren. Belangrijk is om in te zien dat het hier niet gaat om een welwillendheid tegenover klanten (zoals de stakeholder theorie zou aanvoeren), maar om een maatregel die het algemeen belang bevordert dat volgt uit het winststreven.

Een analogie. In sport gelden voor elke tak regels (de “wetgeving”). Maar we verwachten van sportlui dat ze niet enkel de letter van die regels naleven, maar ook sportief zijn. Een inbreuk tegen de sportiviteit, ook al valt die binnen de regels, zal afgekeurd worden. De analogie gaat zelfs nog een stap verder: ook in sport verwachten dat ploegen of individuele sportlui elkaar zo hard mogelijk bekampen, en een afwijking daarvan zal als hoogst onsportief beoordeeld worden, ook al zijn er geen formele regels overtreden.

Volgende en laatste post: Waar brengt dit ons? En wat bedoelde Branko Milanovic met Friedmanite?

Wordt vervolgd


Dienstmededeling

Het reeksje over Corporate Social Responsibility en Stakeholder theorie ((1) en (2)) is uit de hand aan het lopen. In plaats van de beloofde drie afleveringen zullen het er vier worden.

Morgen maandag aflevering (3): Hoe kunnen we de intuïties van CSR redden zonder naïef, futiel of onproductief te zijn?

“Een stuk is zo lang als het moet zijn”, placht ex-collega Mia Doornaert te zeggen in de dagelijkse discussies over te lange stukken in De Standaard.


RIP Oliver Williamson, economist van de organisatie

De formidabele economist Oliver Williamson is donderdag overleden ( Twitter). Williamson kreeg in 2009, samen met Elinor Ostrom, de Nobel Memorial Prize in Economic Sciences, en is een van de meest geciteerde onder de economen (274,133 volgens Google Scholar).

Bedrijven zijn in economische analyse meestal een zwarte doos. Williamson was, na Ronald Coase in de jaren 1930, een van de eersten die de doos openden. Het veld waarin hij werkte, wordt afwisselend beschreven als economics of governance, economics of organization, transaction cost economics, en new institutional economics.

Zijn grote bijdrage tot de economie is een zeer rigoureuze analyse van hoe en waarom bedrijven zich organiseren, of kunnen organiseren, als eilanden van coördinatie in de zee van de ongeplande markteconomie (Coase). Hij verruimde daarvoor het kader van de economische analyse met onder meer organisatieleer, psychologie, sociologie en juridische analyse. De lens waardoor hij naar organisaties, bedrijven en de markt keek, was niet die van “keuze”, zoals in de klassieke economie, maar die van “contract”, “transactie”, “transactiekosten” en “governance”.

Terwijl de klassieke economie elke transactie beschouwt als een eenmalig (markt)gebeuren, heeft Williamson aandacht voor die transacties die kaderen in langetermijnrelaties, waar de continuïteit extreem belangrijk is. Vandaar de aandacht voor contracten en governance. Contracten zijn poging om een langetermijnrelatie te regelen. Maar ze zijn nooit volledig: ze kunnen nooit alle omstandigheden specifiëren die de contracterende partijen zullen tegenkomen. Governance wordt dan de inspanning om orde te creëren, conflict te vermijden of te verzachten, en wederzijds gewin te realiseren.

Williamson werkt in dat kader niet met een verondersteld rationele actor die in elke transactie zijn eigenbelang wil maximaliseren, maar met reële mensen, die meestal routinematig werken en soms opportunistisch zijn. Hij vraagt zich dan af welke in deze context de formele én informele mechanismen kunnen zijn voor een geloofwaardige inzet voor de geest van het contract (credible commitment). Reputatie is zo’n mechanisme, maar ook de bindende afspraak om geschillen niet via juridische weg maar via arbitrage te regelen.

Williamson pikte de originele vraag van Coase (1937) op – waarom worden sommige transacties binnen het bedrijf gedaan, en andere, zeer gelijkaardige, op de markt; waarom, met andere woorden, zijn er überhaupt bedrijven en is niet alles markt? Waarom worden mensen werknemers en is niet iedereen zelfstandig? – en bouwde er een stevige en testbare theorie rond.

Een voor de hand liggende toepassing is de make-or-buy beslissing, waarover in elk bedrijf wel elke maand een discussie gevoerd wordt. Een uitbreiding van dit probleem brengt ons bij het vraagstuk van zin of onzin van verticale integratie, waarmee Williamson zijn onderzoek ooit begon.

De sleutels tot een uitkomst in deze beslissing zijn de transactiekosten en wat Williamson asset specificity noemt. Beide worden miskend in traditionele economische analyse. Transactiekosten worden in klassieke economische analyse gewoon op nul gezet, terwijl ze beslissingen wel in de ene of andere richting kunnen doen kantelen. Specifieke assets zijn assets (grondstoffen, werknemers, locatie, merk, …) die meer, of zelfs enkel, waarde hebben in een welbepaalde transactie. Denk aan een spoorlijn die enkel moet dienen om steenkool uit een mijn te vervoeren.

De theorie van Williamson zegt dat als de assets specifiek zijn, een make beslissing is aangewezen, of zelfs verticale integratie. Voor generieke assets is de markt de beste soort transactie.

Daaruit volgt meteen een goede definitie van het reële bedrijf, die destijds sterk afweek van hoe de klassieke economie het bedrijf beschreef. Het bedrijf is die set van transacties waarvoor de beslissing is om te maken in plaats van te kopen.

Williamsons inzichten hebben een enorme invloed gehad op zeer diverse domeinen. Mensen die aan blockchain technologie werken, noemen hem bijvoorbeeld hun belangrijkste theoretische inspiratie voor hun werk aan de automatisering van vertrouwen en verwante institutionele technologieën.

Hij is ook een van de weinige academische economisten die zeer vaak geciteerd worden in management- en strategieliteratuur. Hoewel hij zelf nauwelijks in management- en strategietijdschriften publiceerde, was hij volgens een studie van 1980 tot 2009 de tweede meest geciteerde auteur in het vlaggenschip Strategic Management Journal, na Michael Porter, die veel bekender is bij managers en strategen.

De artikels en boeken van Williamson zijn veel minder gemakkelijke literatuur dan de meeste strategie- en management bestsellertjes, omdat hij zo rigoureus theoretisch is. Nochtans snijden Williamsons inzichten heel vaak meer hout dan de bestsellertjes.

Het is niet moeilijk te zien waarom. De Zaterdag Quote van vandaag is naast een eerbetoon aan Williamson een van de beste formuleringen van strategie (t.o. “strategizing“) die ik ken. Helaas zijn er vandaag nog teveel managers en strategen die liever aan strategizing doen.

Er zijn nog niet veel goede obituaries. Het nieuws is blijkbaar onder de Corona-radar gepasseerd.


Zaterdag quote

Strategy, like charity, begins at home. Specifically, economy is the best strategy. That is not to say that strategizing efforts to deter or defeat rivals with clever ploys and positioning are unimportant. In the long run, however, the best strategy is to organize and operate efficiently.

Oliver Williamson (1991). Strategizing, economizing, and economic organization. Strategic Management Journal, p 75

Donderdagse gevarieerde links

  • European Moments, een project onder leiding van Timothy Garton Ash. Op zoek naar de Europese Unie van 2030; onderverdeeld in Moments, Stories, Opinions. Verrassende bevindingen uit de jongste survey: Overweldigende (71%) steun voor Universeel Basisinkomen (UBI); en 53% van de jonge Europeanen denkt dat autoritaire staten beter gewapend zouden zijn dan democratische om klimaatverandering aan te pakken.
  • Datamijnen over Corona wereldwijd: our world in data en Statnews, the Medical News Site that Saw the Coronavirus Coming Months Ago.
  • De Britse economist en auteur David McWilliams stelt een nieuw woord voor voor de economische toestand waarin we ons bevinden. Niet recessie, niet depressie, maar Pandession. Niet slecht.
  • Informatie overload in tijden van crisis? Blijkt dat er bij Sciensano toch een team is dat zich redelijk voltijds moet bezighouden met het scannen en classifiëren van alleszins de wetenschappelijke publicaties. “Despite its recent discovery, over 4000 scientific articles on COVID-19 have already been published. The objective of this document is to summarize and interpret key information based on a comprehensive review of the literature.” De meest recente versie, van 15 mei, is versie 4.

Corporate Social Responsibility: Triviaal, naïef of contra-productief (2)

Ik ga verder met de negen mankementen van het CSR-discours, of vragen waar CSR geen afdoende antwoord op biedt.

  1. In een CSR-setting zal de manager moeten handelen als de vertrouweling van diverse stakeholders. Hoe gaan die zich onderling organiseren om het werk van de managers te sturen en te beoordelen? In een “gewoon” bedrijf is het soms al moeilijk voor de aandeelhouders om tot overeenstemming te komen. Maar zij hebben tenminste een gezamenlijk belang, dat redelijk eenvoudig kan worden gemeten. Hoe gaat dat werken met stakeholders met soms tegengestelde belangen?

    Mattheus wist het al. “Niemand kan twee heren dienen: hij zal de een haten en de ander liefhebben, ofwel de een aanhangen en de ander verachten. Gij kunt niet God dienen én de mammon.” (Mattheus, 6:24) Zelfs als het probleem van vertegenwoordiging zou kunnen worden opgelost, wordt hier een hele grote ruimte gecreëerd voor de manager om belangen tegenover elkaar uit te spelen.

  2. Welke stakeholders? De Business Roundtable noemt, buiten aandeelhouders, klanten, werknemers, leveranciers en de gemeenschap. Maar welke gemeenschap? Een Vlaams bedrijf dat een deel van zijn productie wil verhuizen naar Oost-Europa, benadeelt een Vlaamse gemeenschap, maar bevoordeelt een Oost-Europese community. Of misschien is het andersom, als het om hinderende activiteiten gaat.
    Moeten concurrenten opgenomen worden in de cirkel van stakeholders? Zij zijn immers vaak het meest direct betrokken, of getroffen, door beslissingen van het bedrijf. Meestal laten CSR-proponenten hen stilzwijgend achterwege. Moet een bedrijf zijn prijzen artificieel hoog houden om een concurrent te redden, ten koste van zijn werknemers?

    Stel dat we het vertegenwoordigingsprobleem voor sommige stakeholders (4) opgelost krijgen (zoals het in Duitsland gebeurt met vertegenwoordiging van werknemers in de raad van bestuur), dan is het waarschijnlijk dat de stakeholders die zich het best kunnen organiseren, de zwaarste stem zullen hebben. Een bedrijf dat in een positie zit om prijzen op te drijven, veroorzaakt inflatie. De slachtoffers van die inflatie zijn zeker stakeholders. Maar ze zullen zich niet afdoende kunnen organiseren om hun stem te laten gelden.


  3. Wegens (3) en (4) en in het kader van de huidige vennootschapswetgeving is een CSR-strategie fout als die winst opoffert aan andere doelstellingen. Een manager die winst opoffert, verzaakt aan zijn fiduciaire plicht en kan weggestemd worden door de aandeelhouders. Of zijn bedrijf kan overgenomen worden door andere aandeelhouders. Maar als CSR geen winst opoffert, dreigt ze een lege doos te worden. Het is natuurlijk anders gesteld wanneer bijvoorbeeld de ondernemer-oprichter de enige aandeelhouder is van het bedrijf. Hij kan dan zijn winst besteden zoals hij wil.

  4. Voortbouwend op (2): Managers hebben een maatschappelijke rol te vervullen, maar het is best dat die duidelijk afgebakend is. Winst en winstmaximalisatie hebben een maatschappelijke rol en ook die blijft best duidelijk afgebakend. CSR maakt op de duur van managers fiduciairen voor heel de maatschappij. Dat ondergraaft de rol en de betekenis van fiduciair, die net een sterke partijdigheid veronderstelt. Ondernemingsethiek verwordt zo tot algemene ethiek, en wordt daardoor eigenlijk betekenisloos en niet meer afdwingbaar.

    Heath spreekt in dit verband over een “institutional division of moral labor”. Niet iedereen moet zich altijd, in al zijn rollen, verantwoordelijk voelen voor alles. Vanuit het oogpunt van efficiëntie, maar ook met het oog op een beter werkende algemene ethiek, is er ruimte voor specifieke beroepsethieken. Vergelijk het met de rol van de advocaat, als fiduciair van een beschuldigde. Die mag en moet zelfs bij zijn verdediging handelingen stellen die op het eerste gezicht kunnen indruisen tegen ons intuïtief ethisch aanvoelen.

  5. We hebben het geprobeerd en het heeft niet gewerkt. In heel Europa namen overheden in de jaren 1960-1970 meerderheidsbelangen in grote ondernemingen, soms zelfs in heelder industrieën. CSR en Stakeholder theorie bestonden nog niet als termen, maar de motivaties van de overheden waren in grote mate CSR- en stakeholder gedreven. Dat experiment is grotendeels mislukt, hoofdzakelijk om redenen hierboven beschreven.


  6. We voelen met onze ellebogen aan dat het CSR- en Stakeholders discours vaak kampt met een probleem van geloofwaardigheid. Met greenwashing besteden sommige bedrijven meer geld aan hun positionering als groen bedrijf dan aan het verminderen van hun ecologische impact. Branko Milanovic, met wiens quote dit hele verhaal begon, vertrekt misschien iets teveel van het “bedrijven zijn slecht” a priori, maar hij heeft wel een punt: “It is a clever scheme, propagated by themselves, to let them off the hook.”

Volgende post: Hoe kunnen we de intuïties van CSR redden zonder naïef te zijn?

Wordt vervolgd


Corporate Social Responsibility: Triviaal, naïef of contra-productief (1)

Het Corporate Social Responsibility (CSR) en Stakeholder theorie discours zit fout.
Ik citeer graag een recente tweet van Branko Milanovic, een redelijk linkse econoom, omdat mijn welwillende linkse vrienden het van hem misschien gemakkelijker aannemen:

It is very wrong for the left-wing economists to fall for the idea that there are such things as “stakeholders” and that companies can be self-regulating. It is a clever scheme, propagated by themselves, to let them off the hook.
A correct approach is to see them in fully Friendmanite terms and precisely because of that to regulate or tax them so that social outcomes can be improved.

CSR, of MVO, voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, is interessant op dit ogenblik omdat:

  • Post Corona gaan bedrijven vanuit diverse hoeken diverse vragen en eisen krijgen over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Waarschijnlijk zal een deel van die eisen terecht zijn. Maar er is vandaag geen kader om ze te beoordelen, en al helemaal niet om de uitvoering ervan te regelen. Tous ensemble klinkt mooi en hartverwarmend, maar werkt niet als regelgevend kader.
  • Grote bedrijven die in handen zijn van de overheid staan voor ingrijpende veranderingen. Denk aan NMBS, VRT, De Lijn, maar ook aan Brussels Airlines. Net omdat ze in handen zijn van de overheid, lijkt het vanzelfsprekend dat die bedrijven ook een grote CSR-rol vervullen of opgelegd krijgen. Maar dat maakt het management van die bedrijven zeer moeilijk, zeker in een concurrentiële omgeving.
  • Enkele maanden geleden kreeg de CSR-beweging een enorme boost toen de Business Roundtable, die CEO’s van 192 van de grootste Amerikaanse bedrijven verenigt, een manifest publiceerde waarin ze zich bekeerden tot stakeholder kapitalisme. Het manifest, Statement on the Purpose of a Corporation, was opmerkelijk omdat de Business Roundtable sinds 1997 in al zijn Principles of Corporate Governance de primauteit van de aandeelhouder had vooropgesteld. Nu voegen ze klanten, werknemers, leveranciers en de gemeenschap (communities) toe, en sluiten de aandeelhouders het rijtje van stakeholders.

CSR en Stakeholder theorie zijn doorgaans inwisselbaar. De social responsibility in CSR is verantwoordelijkheid tegenover alle stakeholders, meestal gedefinieerd als elk individu of groep die betrokken is bij het realiseren van de doelstellingen van een bedrijf.

Hier zijn negen mankementen aan het CSR-discours, of vragen waar CSR geen afdoende antwoord op biedt. Inspiratie komt onder meer van de economische filosoof Joseph Heath, die de Stakeholder theorie en CSR zowat de doodsteek heeft gegeven (hier en vooral hier), van de Amerikaanse professor Business Law Justin Blount en van de Britse economist en schrijver John Kay.

Vandaag de eerste drie.

  1. CSR en Stakeholder theorie roepen een valse of alleszins scheve tegenstelling in het leven. Of anders zijn ze tautologisch. Als MVO-bedrijven maatschappelijk verantwoord ondernemen, wat doen niet-MVO bedrijven dan? Niet-maatschappelijk verantwoord ondernemen? Dat is op zijn minst beledigend voor “gewone” ondernemers en in de meeste gevallen ook niet juist. Bedrijven en ondernemers vervullen uiteraard een specifieke maatschappelijke rol en doorgaans doen ze dat meer dan OK.

  2. Achter het hele CSR-discours schuilt vaak, uitgesproken of minder uitgesproken, een aanname: bedrijven zijn slecht. Afgezien van het ethische debat hierover, klopt het gewoon niet. Bedrijven zijn niet slecht (of goed). Managers, of andere werknemers, zijn slecht (of goed). De basis economische theorie is hier ook schuldig aan. Klassieke economische analyse heeft het over “huishoudens” en “bedrijven”, en stelt vervolgens dat elk van die entiteiten hun winst of nut maximaliseren. Als economisch model werkt dat in grote mate. Maar waar het fout gaat, is in het door elkaar haspelen van winstmaximalisatie als drijfveer voor het bedrijf en eigenbelang als drijfveer voor de manager.

    Er zijn genoeg bedrijfsschandalen die aantonen dat die twee vaak niet samenvallen. Het helpt dus om in het hele debat de rol van de manager duidelijker te definiëren en te onderscheiden van de rol van het bedrijf. De manager is, tot nader order, aangesteld door de eigenaars aandeelhouders van het bedrijf om hun winst te maximaliseren. Die scheiding tussen eigendom en controle, en de fiduciaire (vertrouwens) rol van de manager die daaruit volgt, zijn hoekstenen van het aandeelhouderskapitalisme.
    Als het fout gaat met een bedrijf, dan is dat vaak omdat de manager haar vertrouwensrol niet heeft vervuld, en dan lijden niet alleen de aandeelhouders, maar meestal ook de andere stakeholders. We moeten dus uit elkaar houden: manager vs bedrijf; eigenbelang vs winst.

  3. In een CSR-setting wordt de manager de fiduciair van zeer diverse stakeholders, elk met hun eigen doelstellingen, die vaak conflicterend zullen zijn. Hij zal dus moeten multitasken. Maar als de doelstelling van winstmaximalisatie in de weegschaal komt met andere doelstellingen, en als er geen duidelijke richtlijnen zijn over hoe die verschillende doelstellingen tegenover elkaar moeten worden afgewogen, hoe gaan we dan nog het werk van de manager beoordelen? Vraag maar aan Sophie Dutordoir.

    Ik moet nog de eerste MVO-verklaring zien waarin zeer duidelijk wordt gedefinieerd hoe de winstdoelstelling moet worden afgewogen tegen andere CSR-doelstellingen. In afwachting daarvan verwachten we van managers Koning Salomon-capaciteiten. Het punt is: zolang die duidelijke afweging er niet is, zullen managers altijd een excuus hebben waarom ze de ene of de andere doelstelling niet behaald hebben, en we hebben geen alternatief dan hen op hun woord te geloven.

    En het gaat niet per se om slechte wil. Zelfs managers die van perfect goede wil zijn, en de stakeholders die hen moeten controleren, zullen ontzettend veel moeite hebben om de informatie te verzamelen die hen toont of ze goed bezig zijn. Voor winstmaximalisatie lukte dat vrij aardig. We hebben een boekhoudsysteem dat door de eeuwen heen is verfijnd, en dat ons het instrument geeft om het ene bedrijf met het andere te vergelijken. Op het einde van de rit gaat het over de bottom line. Met een triple bottom line (nog een andere naam voor CSR) hebben we geen bottom line meer.

Wordt vervolgd …


Onderwijs: Naar online + een-op-een coaching

Wat hebben de gedwongen ervaringen van de voorbije weken mij en vermoedelijk ook veel andere docenten en studenten geleerd?
Er is een opening om onderwijs te hervormen op een combinatie van twee assen: online + een-op-een coaching en tutoring. Het lukt, echt waar.

Wat hebben we daarvoor nodig?

  • De wil om te hervormen. Na de geforceerde ervaringen van de voorbije weken is die er wel bij veel docenten, denk ik. Politiek, inrichtende machten en vakbonden zullen waarschijnlijk de grootste hinderpalen en vertragers vormen. Vanuit een heel beperkte ervaring, vooral uit de media van de voorbije weken, vestig ik ook niet veel hoop op de pedagogen, wetenschappelijk of in het veld.
  • De adequate digitale platformen en tools. Ik heb de voorbije weken heel intensief gewerkt met Teams (in combinatie met Google Drive, een eigen hogeschoolplatform, een goede videotool, en Slack; mail zeer minimaal) en dat lukte meer dan aardig. We hebben voor het secundair en lager onderwijs natuurlijk de negatieve ervaring met Smartschool gehad. Dat is een schandaal, dat misschien te maken heeft met Vlaamse vriendjespolitiek, maar passons.
  • Budget. Mag geen probleem zijn. Het Vlaamse budget voor onderwijs bedraagt 12.2 miljard€. Van lager tot hoger onderwijs hebben we 1.15 miljoen leerlingen en studenten (kleuteronderwijs niet meegerekend). Dat betekent dat ik een budget zou hebben van 160,000€ om 15 leerlingen of studenten een heel jaar lang een-op-een te coachen, plus om inschrijvingsgeld te betalen voor de beste online lessen en tutorials die ik zelf niet kan geven. Daar wil ik het voor doen. We zouden nog een behoorlijk budget opzij moeten zetten voor materiaal en gebouwen. Maar als 160,000€ per jaar per individuele docent/coach de bovengrens is, dan kan daar nog wat van af.

Natuurlijk moeten we kijken naar specifieke vereisten voor lager vs secundair vs hoger en universitair onderwijs. Natuurlijk zijn er voor specifieke opleidingen verhoudingsgewijs meer praktijk- en contacturen nodig. Natuurlijk moeten we voldoende tijd inplannen voor sociale contacten. Natuurlijk, natuurlijk …

Maar die praktische bezwaren wegen niet op tegen de buitengewoon grote winst die we zouden boeken, vooral met de voordelen van (online) een-op-een coaching.

Er ligt een historisch kans om meer in te zetten op online onderwijs + een-op-een coaching en veel minder op alles wat daartussen ligt.


Zaterdag quote

It is not true that profit is the purpose of the market economy, and the production of goods and services the means to it: the purpose is the production of goods and services, profit the means.

John Kay (2003). The Truth About Markets, p 351

Vrijdagse gevarieerde links