Games give players the feeling that their labor is valuable, that their contributions to the world are important and meaningful. This feeling doesn’t happen very often in real-life work, where most of the time you’re more of a non-playable character than a protagonist.
Bijan Stephen (2021). Side Quest
A protagonist has agency in their own life. Employment, at least in America, is designed to take away agency; the lack of a social safety net and a robust welfare state mean you are always one catastrophe away from losing whatever you’ve worked to build, which makes work far more important than it should be. In America, your job is your identity, your lifeline, and your purpose—unless you’re part of this country’s ruling class, in which case your work is immaterial. If labor were valued more highly, life might look a little more like a game. One that any player might win.
Author Archives → Frederik Marain
Eindelijk bewezen: reclame werkt niet
Bedrijven besteden wereldwijd jaarlijks meer dan 500 miljard dollar aan reclame. In België is dat ongeveer 4 miljard euro. De reclame-industrie beweert begrijpelijkerwijze dat dit goed besteed geld is. Maar cijfers om dat echt te bewijzen zijn schaars, en de modellen die gebruikt worden om te argumenteren, zijn vaak betwistbaar.
De goede mensen van Freakonomics voerden onlangs een debat over de kwestie (podcast en transcript). Een van de deelnemers aan het debat was Anna Tuchman, professor Marketing aan de Northwestern University’s Kellogg School of Management en medeauteur van een van de eerste studies die op correcte wijze de effecten van (televisie)reclame meet.
De bevindingen van die studie zijn redelijk ontnuchterend.
Wat moeten we bewijzen als we beweren dat reclame werkt? We moeten aantonen dat reclame op een causale manier de verkoop en winstgevendheid van een bedrijf opkrikt. Die “causale manier” is essentieel, want heel wat bewijzen voor de effectiviteit van reclame tonen gewoon een correlatie: we hebben reclame gevoerd én de verkoop is naar boven gegaan. Zoals in: we voeren in de winter reclame voor lippenzalf én de verkoop ging naar boven.
De enige degelijke experimentele manier om een causaliteit te bewijzen, is aantonen dat verkoop niet, of minder, zou gebeurd zijn zonder reclame of, meer in het algemeen: met welk percentage stijgt (daalt) mijn verkoop als ik mijn reclame met een bepaald percentage verhoog (verlaag)?
Wat blijkt nu? Anna Tuchman vertelt wat er gebeurde toen ze in bedrijven voorstelde om net zo’n experiment op te zetten: laat ons in een bepaalde regio in de VS een tijd lang niet adverteren en vergelijken wat er gebeurt met de regio’s waarin we wel adverteren. Ze werd weggelachen of gek verklaard.
Uiteindelijk vonden Tuchman en mede-auteurs Brad Shapiro en Gunter Hitsch, beide van de University of Chicago, een robuuste methode om te meten wat ze wilden meten. Ze publiceerden hun resultaten in augustus 2020 in TV Advertising Effectiveness and Profitability: Generalizable Results from 288 Brands.
Hun meest in het oog springende resultaten:
- Terwijl heel wat studies een advertentie-elasticiteit (het percentage waarmee mijn verkoop stijgt (daalt) als ik mijn reclame met een bepaald percentage verhoog (verlaag)) vonden van 15 tot 20 procent, vonden Tuchman, Shapiro en Hitsch een elasticiteit van 1 procent, en voor heel wat bedrijven uit hun studie zelfs 0 procent.
- Die 1 procent betekent dus: als een bedrijf zijn reclamebestedingen zou verdubbelen (100 procent), zou de verkoop stijgen met 1 procent.
- De meeste merken besteden teveel geld aan reclame en realiseren gemiddeld een negatief rendement op hun reclame-investeringen. Als ze in een bepaalde week niet zouden adverteren, zouden ze een hogere winst boeken.
De onderzoekers voegen er wel aan toe dat ” …this does not imply that all advertising is wasted. For about half of all brands, the observed advertising spending has a positive return over no ad spending.” En ze moedigen bedrijven aan meer gerichte studies te doen naar de effecten van hun reclame.
Maar daarmee zijn we terug bij de boutade die warenhuiseigenaar John Wanamaker meer dan een eeuw geleden naar verluidt al deed: “De helft van het geld dat ik besteed aan reclame is verspild; het probleem is dat ik niet weet welke helft.”
Dat is toch ontnuchterend, dat we in meer dan een eeuw en in een sector van 500 miljard dollar niet wijzer geworden zijn.
Een andere deelnemer aan het Freakonomics-debat was Keith Weed, voormalig chief marketing officer bij Unilever, in de raad van bestuur van WPP, het grootste reclamebureau ter wereld, en voorzitter van de Amerikaanse Advertising Association.
Weeds argumentatie? “Companies would not be spending the money they’re spending on advertising if they didn’t, first of all, believe it worked, and secondly, could quantify its measure.” Sta daar even bij stil, van de voorzitter van de Amerikaanse Advertising Association.
Een ander argument dat in het debat aan bod kwam: Je moet niet enkel naar de onmiddellijke effecten op de verkoop kijken. Reclame werkt ook op langere termijn, aan de merkbekendheid.
Een recente studie van de vergelijkingssite TopCompare over de bankensector, toch niet de kleinste adverteerder, leerde dat de Belg gemiddeld een op de drie banken bij naam kent.
Ja maar, we hebben nu online reclame, zeggen de reclameguru’s, nadat ze jarenlang blind waren voor de mogelijkheden van online.
Ook daar rekent Freakonomics mee af. In een opvolgdebat verwijst Steve Tadelis van de Berkeley’s Haas School of Business naar een (weliswaar iets oudere) studie over de effectiviteit van online reclame voor eBay.
De conclusies van die studie liggen in de lijn van die van Tuchman, Shapiro en Hitsch. Voor elke dollar die eBay besteedde aan online reclame, verloor het bedrijf 60 cent. Enkel het koopgedrag van nieuwe en onregelmatige klanten werd positief beïnvloed door online reclame, maar die bereikte eBay net minder met zijn campagnes.
De belangrijkste uitkomst van de studie en van het debat op Freakonomics is voor mij een bevestiging dat de hele reclamesector (advertentie-agentschappen én de mensen in bedrijven die beslissen over reclamebestedingen) een zichzelf in stand houdende machine is die niet weet waar ze mee bezig is. Freakonomics: “Companies do advertising but they still don’t have a good theory of what they’re doing when they advertise.”
Reclame werkt dus bedrijfseconomisch niet. Of bedrijven hebben alleszins te weinig inzichten in of en hoe ze zou kunnen werken.
En het wordt erger. Want ook vanuit algemeen welvaartsstandpunt blijkt reclame een inefficiënte (en dus onethische) last op de economie te leggen.
Volgende post: Waarom (de fiscale aftrekbaarheid van) reclame economische onzin is.
Zaterdag quote
(S)ocial attitudes toward production and work (and leisure) are another major factor in determining the likelihood of innovation. Technologically progressive societies were often relatively egalitarian ones. In societies dominated by a small, wealthy, but unproductive and exploitative elite, the low social prestige of productive activity meant that creativity and innovation would be directed toward an agenda of interest to the elite. The educated and sophisticated elite focused on efforts supporting its power such as military prowess and administration, or on such topics of leisure as literature, games, the arts, and philosophy, and not so much on the mundane problems of the farmer in his field, the sailor on his ship, or the artisan in his workshop. The agenda of the leisurely elite was of great importance to the lovers of music in the eighteenth-century Habsburg lands, but was not of much interest to their farmers and manufacturers. The Austrian Empire created Haydn and Mozart, but no Industrial Revolution.
Joel Mokyr (2017). A Culture of Growth. The Origins of the Modern Economy, p 17
Dinsdag quote
A merchant is accustomed to employ his money chiefly in profitable projects, whereas a mere country gentleman is accustomed to employ it chiefly in expence. The one often sees his money go from him and return to him again with a profit; the other, when once he parts with it, very seldom expects to see any more of it. Those different habits naturally affect their temper and disposition in every sort of business. A merchant is commonly a bold, a country gentleman a timid undertaker. […] The habits, besides, of order, economy and attention, to which mercantile business naturally forms a merchant, render him much fitter to execute, with profit and success, any project of improvement.
Adam Smith (1776). An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations, Book III, ch 4
Coronaschok voor werknemers: welvaartsstaat werkt (vrij goed)
Belgische werknemers die getroffen werden door tijdelijke werkloosheid als gevolg van Corona, zagen gemiddeld 80 procent van hun inkomensverlies gecompenseerd door verhoogde uitkeringen. Het gemiddeld verlies werd daarmee teruggebracht van 15 procent tot 3 procent van hun beschikbaar jaarinkomen, of 858 euro.
KULeuven onderzoekers Bart Capéau, André Decoster, Jonas Vanderkelen en Stijn Van Houtven brengen in een nieuw Leuvens Economisch Standpunt voor het eerst voor het volledige jaar 2020 het inkomensverlies van werknemers in kaart.
In de eerste drie maanden van de lockdown waren telkens meer dan 900,000 werknemers tijdelijk werkloos, gemiddeld een kwart van alle werknemers; in april piekte het aantal op 1.1 miljoen. De versoepelingen deden het percentage tijdelijk werklozen dalen tot 257,000, of 6.5 procent in september. Daarna nam het aantal weer toe in de tweede golf.
Uiteindelijk leed 36 procent van de werknemers inkomensverlies. Bij de getroffen werknemers bedroeg het gemiddeld bruto-inkomensverlies gemiddeld 5,630 euro. Maar door verhoogde uitkeringen werd dat verlies beperkt tot een verlies in beschikbaar inkomen van gemiddeld € 858.
Horecawerknemers werden (bruto) dubbel zo hard getroffen als werknemers uit andere sectoren. Zij leden een bruto-inkomensverlies van 11,750 euro. Het verlies aan beschikbaar inkomen werd gemilderd tot 1,496 euro.
In het algemeen waren de grootste verliezers werknemers aan de onderkant van de inkomens, met kwetsbare statuten, die langdurig werkloos bleven. De effecten van de langdurigheid werden gedeeltelijk, maar niet helemaal, gemilderd door de bijkomende premie voor langdurig tijdelijk werklozen.
De zwaarst getroffen groep waren werknemers die langer dan 156 dagen werkloos bleven. Zij verloren 3,075 euro aan beschikbaar inkomen, of 11 procent. Mensen die tijdelijk werkloos waren én een flexi-job verloren, keken aan tegen een gemiddeld verlies van 2,457 euro aan beschikbaar inkomen. Extreme gevallen verloren zelfs 8,842 euro, of bijna een derde van hun beschikbaar inkomen.
Over de flexi-jobs zeggen de onderzoekers: “De lagere lasten, gebruikt als lokmiddel om deze – vroeger vaak informele – vormen van tewerkstelling te regulariseren of ‘verwitten’ komen op die manier als een boemerang terug in het gezicht van de betrokken werknemers.”
Ik lees in deze cijfers toch vooral goed nieuws.
De onderzoekers hebben het in de titel van hun paper over “de demper van de welvaartsstaat en de gaten in het vangnet”. De demper van de welvaartsstaat blijkt toch vrij goed gewerkt te hebben voor het overgrote deel van de getroffen werknemers. De gaten in het vangnet bestaan wel degelijk, maar zijn redelijk klein. Voor de zwaarst getroffen groep, zij die langer dan 156 dagen tijdelijk werkloos bleven, gaat het om (mijn berekening) ongeveer 20,000 werknemers, of 0.6 procent van de totale werkgelegenheid.
Zaterdag quote
Economic activity is at the same time a means of want-satisfaction, an agency for want- and character-formation, a field of creative self-expression, and a competitive sport. While men are “playing the game” of business, they are also moulding their own and other personalities, and creating a civilization whose worthiness to endure cannot be a matter of indifference.
Frank H. Knight (1923). The Ethics of Competition, p 587
De leercrisis: leerresultaten volgen scholingsgraad niet
Menselijk kapitaal is een belangrijke component van economische ontwikkeling. Maar hoe meten we (veranderingen in) menselijk kapitaal? De meest voor de hand liggende maatstaf is om de scholingsgraad, of het aantal jaren onderwijs te meten.
Nu blijkt dat de link tussen scholing en economische groei redelijk zwak is. Onderzoekers van Oxford University, London School of Economics, Yale University en de Wereldbank stelden een databank samen die rechtstreeks de leerresultaten meet.
Hun bevindingen (korte samenvatting):
- De link tussen economische groei en menselijk kapitaal is veel sterker wanneer hij gemeten wordt aan de hand van leerresultaten (dan wanneer gemeten aan de hand van scholingsjaren)
- Terwijl de scholingsgraad wereldwijd toenam in de jongste twintig jaar, bleven de leerresultaten achter. We zitten dus met een leercrisis.
De database, de Harmonized Learning Outcomes (HLO) Database, bevat gegegevens van 164 landen. Ze dekt 98 procent van de wereldbevolking en is daarmee de grootste en meest up-to-date database van leerresultaten. Voor Europa, bijvoorbeeld, gebruikt de database de resultaten van de PISA-studies, die in België en Vlaanderen onlangs ophef veroorzaakten.
Uit een eerste analyse – de auteurs benadrukken dat er verder onderzoek nodig is – blijkt dat menselijk kapitaal, gemeten door leerresultaten, tussen een vijfde en de helft verklaart van de verschillen in inkomen tussen landen.
Maar de oncomfortabele conclusie is dus dat “although recent analysis suggests that the world is on track to achieve the goal of universal primary enrolment by 2030, if learning continues to stagnate, this achievement will mean little.”
Woensdagse gevarieerde links
- Wat doet plots rijk worden met een mens? Fascinerend en realistisch anoniem relaas van een werknemer van een jong techbedrijf dat naar de beurs ging. Ergens in haar hoofd zat een cijfer van “misschien ooit 200,000 dollar, als we ooit naar de beurs gaan of overgenomen worden”. Bleek het 2 miljoen dollar te zijn. “I constantly ask myself, Do I deserve this money?” En: voorlopig is vooral de levensstijl van de honden veranderd. Zij krijgen duurder eten en gaan naar de dokter. Grappige en onthullende observaties over haar pogingen om slim advies te krijgen van wealth managers. “I’ve been interviewing wealth managers, and honestly I couldn’t be less impressed.”
- Wat doet rijk zijn met een mens? Goed overzicht van onderzoek van (vooral) psychologen naar het effect van rijkdom en privilege op de geestegesteldheid. Onder meer een gesprek met de psycholoog Paul Piff, die enkele jaren geleden een experiment deed met een Monopolyspel waarin de helft van de deelnemers twee keer meer cash kregen, twee keer meer cash ontvingen als ze langs Start passeerden en twee keer meer met de teerlingen mochten gooien. Wat bleek? De rijkere spelers begonnen luider te praten, namen meer pretzels, en begonnen gaandeweg zelfs meer plaats in te nemen aan de tafel. “They got bigger as they got richer.” Het essay in TheAtlantic is een aangepaste versie van een hoofdstuk uit het boek Jackpot: How the Super-Rich Really Live―And How Their Wealth Harms Us All van Michael Mechanic.
- Map met het meest populaire consumentenmerk in elk land. Check Google. Deed me terugdenken aan een gastles in de MBA-opleiding, waar een Vlaamse reclameguru zijn “tien wetten van de reclame” kwam verkondigen. Eerste wet: Een merk zonder reclame is geen merk. Mijn vraag toen: En Google dan? De guru: Google is geen merk. We spreken 2003. Google was dan nog net geen werkwoord.
- Het Louvre zet zijn volledige collectie online, meer dan 480,000 werken. Via kottke.org.
- Boeiend lang essay over Excel, “maybe the most influential software ever built“. Met onder meer “The History of Excel“, “Excel’s Limitations“, en “Why Excel Will Never Die“.
Dinsdag quote
The early 20th century was an era of building, in the broadest sense, from universities to government agencies to cities to highways. The by-product of building is maintenance, and we haven’t figured out how to meta-maintain — to avoid emergent sclerosis in the stuff we build.
Patrick Collison (2021). Interview met Noah Smith.
Een vaccinstrategie heeft kosten en baten
Economisten en marketeers weten niets over virussen en vaccins, en meestal geven ze dat graag toe. Maar dat wil niet zeggen dat ze geen bijdrage zouden mogen hebben in het debat.
In de media was sinds maart 2020 wel af en toe aandacht voor de economische en sociale gevolgen van de pandemie, maar over het algemeen was “niet-medische expertise oorverdovend afwezig”, stellen onderzoekers Stefaan Walgrave en Ine Kuypers van de Universiteit Antwerpen in hun nieuwsmonitor.
Men mag zich afvragen of dat in het beleid ook zo is. We horen daar weinig over.
De slimme Britse marketeer Dave Trott geeft in een tweet een suggestie over hoe de overheid over Astra-Zeneca zou kunnen communiceren:
Wish the govt would use simple facts people can understand instead of complicated percentages – like the fact you’re 200 times LESS likely to get a blood-clot from Astrazeneca than from the contraceptive pill women happily take.
Dave Trott, Twitter
(In de comments merkt een vrouw terecht op dat die “happily” niet echt juist gekozen is)
De beste bijdrage die economisten kunnen leveren, en een beproefd instrument, zijn kosten-baten analyses van voorgestelde maatregelen.
De Belg Christian Gollier, directeur van de Toulouse School of Economics, die hij samen met Nobelprijswinnaar Jean Tirole oprichtte in 2007, is een specialist van kosten-baten analyses. Hij past ze onder meer toe om de economische en ethische consequenties van klimaatmaatregelen te toetsen.
Gollier publiceerde zopas Cost-benefit analysis and the Covid vaccination campaign in France (korte samenvatting).
Hij berekent de kosten en baten van de vaccinatie- en lockdownstrategieën, met Frankrijk als case, aan de hand van een model dat hij vorig jaar in het begin van de crisis ontwikkelde en nu aanpaste, onder meer aan de Britse variant.
Enkele frappante bevindingen:
- In maart 2021 diende Frankrijk 200,000 vaccins per dag toe, een heel stuk minder dan bijvoorbeeld Groot-Brittannië. Tegen dit tempo zou Frankrijk de epidemie uitroeien in de herfst van 2021, en zouden er dit jaar 41,000 mensen van middelbare leeftijd en 50,000 senioren sterven. Frankrijk zou in de eerste negen maanden van het jaar een economische klap krijgen van 14 procent van zijn bruto binnenlands product.
- Stel dat Frankrijk het vaccinatietempo verdubbelt. De dodentol zou dalen van 91,000 naar 61,000. Een kortere lockdown zou het economisch verlies beperken tot 9.3 procent van het BBP.
- Tegen 30 euro per vaccinatie bedragen de economische kosten van de campagne 0.1 procent van het BBP. (Een van de redenen waarom de EU achterloopt op Groot-Brittannië en de VS in de vaccinatiecampagne is dat de EU meende te moeten sjacheren over de prijs. Een eenvoudige kosten-baten analyse zou deze onderhandelingsstrategie als dwaas geklasseerd hebben)
- De kosten van het uitstel door de voorzichtigheid over Astra-Zeneca? Een stilleggen van de campagne gedurende een week einde maart, toen Frankrijk ongeveer de helft van zijn vaccinaties met Astra-Zeneca toediende, zou de dodentol met 1,800 mensen verhoogd hebben en de economische kost met 8 miljard euro.
- Stel dat 30 procent van de oudere bevolking anti-vaxxer is. Dat zou de dodentol onder de oudere bevolking met 5,000 doen toenemen.
- De aanwezigheid van pro-vaxxers doet de dodentol bij anti-vaxxers dalen met 50,000, in vergelijking met de situatie waarin niemand wordt gevaccineerd.
- Vaccin-nationalisme, waarbij een land eerst zijn volledige eigen bevolking vaccineert en dan pas het vaccin exporteert, zal de wereldwijde dodentol met 20 procent doen toenemen.
De cijfers zijn keihard, maar duidelijk.
Gebruikt onze overheid zulke modellen? Door welke informatie lieten de ministers van Volksgezondheid zich onlangs informeren toen ze tot een gedeeltelijke stop van Astra-Zeneca beslisten? Het voorzorgsbeginsel? Met hoeveel bijkomende doden en welke economische kosten als collateral damage? Wat zijn de kosten en baten van een first doses first strategie?
We weten het niet. Hoe komt het dat we daar alleen al niet ongerust en boos over worden?
Zaterdag quote
Personally, I’ve never met a person who was evil in the classic Hollywood mode, who throws down happily on the side of evil while cackling, the sworn enemy of all that is good because of some early disillusionment. Most of the evil I’ve seen in the world – most of the nastiness I’ve been on the receiving end of (and, for that matter, the nastiness I, myself, have inflicted on others) – was done by people who intended good, who thought they were doing good, by reasonable people, staying polite, making accommodations, laboring under slight misperceptions, who haven’t had the inclination or taken the time to think things through, who’ve been sheltered from or were blind to the negative consequences of the belief system of which they were part, bowing to expedience and/or “commonsense” notions that have come to them via their culture and that they have failed to interrogate.
George Saunders (2021). A Swim in a Pond in the Rain (In Which Four Russians Give a Master Class on Writing, Reading and Life), p 292-293 (ht Erwin K)
Laat ons een betere wereld uittekenen?
Oxfam publiceerde onlangs The Inequality Virus, een rapport waarin de organisatie stelt dat Corona de ongelijkheid in landen doet toenemen, en waarin ze aanbevelingen doet voor de creatie van een meer gelijke, rechtvaardige en duurzame wereld.
Het debat over het herstel na de Coronacrisis is belangrijk; er is een momentum en we moeten daarvan gebruik maken. Helaas, de enige bijdrage die Oxfam met deze publicatie levert, is een profilering van Oxfam.
Dit is een rapport van een groep mensen die ervan overtuigd zijn dat ze de contouren van een betere wereld kennen en dat we enkel hun quasiwetenschappelijke inzichten en voorschriften moeten volgen om die betere wereld te realiseren. Werelddesign voor gevorderden. “Governments around the world have a small and shrinking window of opportunity to create a just economy after COVID-19.”
Want voor Oxfam is het alvast duidelijk hoe de huidige economie draait, en wat er dus gefikst moet worden. “They can do this by urgently transforming the current economic system, which has exploited and exacerbated patriarchy, white supremacy and neoliberal principles. A system that has driven extreme inequality, poverty and injustice.”
Je kan een wereldbeeld hebben, en daarover van mening verschillen, maar het wordt moeilijk discussiëren met mensen die zo flagrant een loopje nemen met de feiten. “The coronavirus crisis has shown us that for most of humanity there has never been a permanent exit from poverty and insecurity.” (mijn nadruk)
Most of humanity and never? Even checken.
In 1981, de periode dat het vermaledijde neoliberalisme volgens Oxfam het dominante economische model werd, was 43 procent van de wereldbevolking extreem arm (1.9 miljard mensen). In 2017 is het percentage in extreme armoede gedaald tot 9.3 procent en het aantal mensen tot 702 miljoen, een daling met 1.2 miljard.
Of verder terug. In 1800 was 90 procent van de wereldbevolking extreem arm; in 1900 72 procent en in 1974 de helft. De knapste visualisatie van de langetermijnevolutie, en de meest overtuigende weerlegging van “most of humanity” and “never”, is die van de goede mensen van Gapminder.
Natuurlijk zijn een percentage van 9 procent extreem armen en 702 miljoen mensen niets om vrolijk van te worden. En de Wereldbank waarschuwt inderdaad dat “global extreme poverty is expected to rise in 2020 for the first time in over 20 years“. Maar het zou bijzonder eigenaardig zijn mocht een wereldwijde pandemie niet dat effect hebben. Gelukkig is het armoede-effect in veel landen getemperd door overheidsmaatregelen.
Nergens in het rapport van Oxfam vond ik enige historische nuancering van de armoedecijfers.
Dat komt wellicht omdat ze er te hard op gebrand waren hun punt over ongelijkheid te maken. De analyse van dit complexe probleem is volgens Oxfam ook weer snel gemaakt: “This extreme inequality is the product of an exploitative economic system that is designed to benefit a wealthy and powerful few. It is built on neoliberal economics and the capture of politics by elites (met een verwijzing naar een pamflet van Oxfam als “bron”).
Nu weten we uit iets meer onderbouwde analyses, bijvoorbeeld die van Branko Milanovic, dat “the capture of politics by elites” inderdaad een prangend probleem is en een oorzaak van toenemende immorele ongelijkheid. Maar neoliberal economics op dezelfde beklaagdenbank zetten als de onderbouw van een een systeem dat “is designed to benefit a wealthy and powerful few” is een te simpele en ongenuanceerde analyse, op zijn zachtst gezegd.
Maar nuance is niet meteen wat Oxfam beoogt in dit rapport. Zoals wel vaker gebeurt in debatten over ongelijkheid, kiest Oxfam voor een gemakkelijk en populistisch inspelen op afgunst en goedkope verontwaardiging.
Als je het loon van de best betaalde asset fund manager in Groot-Brittannië vergelijkt met dat van een pas afgestudeerde verpleger (1,400 keer meer), dan heb je gescoord, maar draag je weinig bij tot de analyse. Idem met de berekening dat Jeff Bezos, de oprichter van Amazon, elk personeelslid een bonus van 105,000 dollar zou kunnen betalen vanuit zijn toegenomen weelde tijdens de Coronacrisis. Of met de onthulling dat de verkoop van private jets toenam tijdens die crisis.
Oxfam baseert de kernboodschap van de publicatie – Corona zal de ongelijkheid doen toenemen – op een rondvraag bij 295 niet-geïdentificeerde economisten.
Branko Milanovic, die van de studie van ongelijkheid zijn levenswerk maakt, houdt zijn oordeel in beraad: “What can we say about the impact of the pandemic on the global distribution of income? It is hard to say anything meaningful now … We are totally in the dark. Most of what we say today may be proven wrong tomorrow. If someone is right, it may be not necessarily because they are smart, but because they are lucky.”
Nobelprijswinnaar Angus Deaton doet in een recente paper, COVID-19 and Global Income Inequality, een voorzichtige poging. Hij komt tot de voorlopige conclusies dat de toename in ongelijkheid binnen landen in veel landen is gecompenseerd door overheidsmaatregelen; dat de ongelijkheid tussen landen door de pandemie sneller dan voordien is gedaald volgens een maatstaf en licht is toegenomen volgens een andere maatstaf.
Erger dan de profileringsdrang in dit rapport, zijn de concrete maatregelen die Oxfam voorstelt. Ze zijn erger omdat ze in het beste geval onwerkbaar zijn en in het slechtste geval schadelijk voor net datgene wat Oxfam zou moeten willen bereiken: een einde maken aan extreme armoede.
In de voorstellen komt designdrang op de proppen, de trouwe metgezel van profileringsdrang. “Inequality should be prevented from happening in the first place. To do this, businesses should be redesigned to prioritize society, rather than ever greater payouts to rich shareholders.”
We moeten ondernemingen dus massaal, wereldwijd gaan redesignen. Sta daar even bij stil. Hoe gaat dat praktisch in zijn werk?
Oxfam heeft alvast een praktisch idee: Als we nu eens de extra-winsten die ondernemingen zoals Amazon hebben geboekt dankzij Corona wegbelasten en dat uitkeren aan werklozen en aan kinderen en ouderen in de armste landen?
Amazon heeft inderdaad goed verdiend aan de pandemie. Mag het? Het bedrijf heeft de periode een heel stuk draaglijker gemaakt voor miljoenen mensen, onder wie de 427,300 werknemers die het aangeworven heeft tijden de crisis, een groei-exploot dat in de Amerikaanse bedrijfsgeschiedenis niet gezien was sinds het begin van de Tweede Wereldoorlog.
Laat ons dan zeker ook de Wase Werkplaats aanpakken. Dat maatwerkbedrijf speelde in op de crisis door in zijn farma-afdeling covidtesten, mondmaskers en handgel te verpakken, en door bij Pfizer in Puurs enclavewerknemers te plaatsen.
De kans dat zulke voorstellen aangenomen en onverkort uitgevoerd worden, is nul.
Waarom doet Oxfam ze dan? Designdrang. Nu is daar in se niets mis mee, maar je moet weten wat kan gedesigned worden, en door wie, met een redelijke graad op succes. Een vaccinatiestrategie? Liefst wel. Hoe ondernemingen wereldwijd werken en georganiseerd zijn? Mmm. De kans dat zelfs Janet Yellen en het IMF hier hun tanden op stuk bijten, is groot.
“Inequality should be prevented from happening in the first place” vindt Oxfam. En “fighting inequality must be at the heart of economic rescue and recovery efforts.”
Dat zijn boude uitspraken, die uitgaan van een hoogmoedige designdrang.
Kunnen we (wie?) een economie organiseren (is al iets minder ingrijpend dan designen) op een manier dat een grote rampspoed zoals een pandemie niet tegelijk zorgt voor inkomensverlies voor een aantal mensen én inkomensopportuniteiten voor andere mensen? Tot spijt van wie het benijdt, zal dat niet lukken.
Zijn we zeker dat een wereld met minder ongelijkheid ook een betere wereld zal zijn? Wat is een betere wereld? Moeilijke vraag, maar “een wereld met minder armoede” is alvast een deel van het juiste antwoord. Daar zijn we het hopelijk over eens.
Ongelijkheid is niet het probleem; armoede is het probleem.
Een Google search op het rapport van Oxfam leert dat de analyse en conclusies van het rapport klakkeloos gerapporteerd worden door nagenoeg alle media, een uitzondering niet te na gesproken.
Is dat geen indicatie dat Oxfam zichzelf, en zijn doelen, hier geen dienst mee bewijst? Iedereen in de club wordt bevestigd in zijn verontwaardiging. Wat schiet je daarmee op? Mogelijke critici – en er is echt wel wat te bekritiseren in dit rapport – nemen blijkbaar niet eens de moeite meer.
Zaterdag quote
The … issue is the competence with which the state discharges its economic functions. Does regulation of railway rates keep them at proper levels? Does review of new stock issues protect the investor from loss? Does review of the truthfulness of advertisements protect consumers? Does the federal mediation service reduce the frequency or duration of strikes? Will the review of new drugs save human lives?
George Stigler (1975). The Citizen and the State. Essays on Regulation, p. 10
I ask you to believe a strange thing. No one knows the answer to questions of this sort. At most only a tiny set of policies have been studied with even moderate care. The conservative has not found it necessary to document his charges of failure, nor the liberal to document his claims of success.
De boekenbeurs is geen koekjesfabriek?
In de strubbelingen rond de zieltogende Boekenbeurs en haar failliete eigenaar Boek.be wilde Jos Geysels, voorzitter van het BoekenOverleg er deze week in De Standaard aan herinneren dat “de Boekenbeurs met haar traditie van 83 jaar niet alleen een groot commercieel, maar ook cultureel-maatschappelijk belang heeft. Het is geen koekjesfabriek.”
Je zal dan maar manager of eigenaar zijn van een goed draaiende koekjesfabriek.
Delacre bijvoorbeeld. De kiem van dat bedrijf werd gelegd door stamvader Charles Delacre in 1872 met een chocoladefabriek. In 1891, zo prijkt nog steeds op het logo, produceerde Delacre zijn eerste koekje. In de tweede helft van de 20ste eeuw veroverde Delacre de Europese markt en vestigde het bedrijf zich ook in de VS.
In 1998 werd Delacre overgenomen door United Biscuits en in 2016 door het Italiaans-Belgische Ferrero (Nutella, Kinder, Tic Tac, …). Eind 2014, het laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn, werkten 296 mensen voor Delacre in België en draaide het bedrijf een omzet van zowat 120 miljoen euro.
Of beter nog: Lotus. Dat bedrijf bleef in familiehanden sinds het werd opgericht door Jan Boone senior in 1932. Het realiseerde in 2020 met meer dan 2,000 werknemers een omzet van 663 miljoen euro en een nettowinst van 86 miljoen euro. Lotus produceert vandaag in twaalf fabrieken, waarvan vier in België, zes in andere Europese landen, een in Zuid-Afrika en een in de VS, en verkoopt in een zeventigtal landen.
Wie in 2002, het jaar dat Lotus voor het eerst op Euronext noteerde, 100 euro zou geïnvesteerd hebben in het bedrijf, zou vandaag 14,360 euro hebben.
Je wordt er een beetje droevig van dat een sympathieke man als Jos Geysels zich meent te moeten profileren met een onbedoelde sneer naar een sector waar hij en het boekenvak veel van zouden kunnen leren. Het komt er bijna automatisch uit in kringen waar zulke uitlatingen moeten bewijzen dat je tot de club behoort.
Boeken en koekjes zijn alletwee sympathieke producten. Maar de boekensector in België wordt slecht bestuurd. Veel boeken worden slordig uitgegeven; de meeste boekenverkopers hebben zich, na een periode van ontkenning, de kaas van het brood laten eten door e-commerce; de mogelijkheden van creatieve online marketing, zo leerde ik als occasionele adviseur van enkele uitgevers en van boek.be, zijn nog altijd niet doorgedrongen tot de meeste uitgevers, die nog altijd het grootste deel van hun energie steken in de letterenbijlagen van kranten en magazines. De uitzonderingen bevestigen de regel.
Waar is de tijd van Christopher Plantin? Zijn Officina Plantiniana, opgericht in 1555 in Antwerpen, was destijds en tot in de zeventiende eeuw, niet alleen de grootste uitgever en drukker, maar ook een van de grootste kapitalistische ondernemingen in Europa. Plantin en zijn opvolgers de Moretusen maakten het bedrijf groot met humanistische interesse én kapitalistisch opportunisme.
Wat is er gebeurd dat onze intelligentsia nu menen te moeten neerkijken op die combinatie?
Zaterdag quote
(W)e … think of economic growth in terms of material considerations versus moral ones. … We weigh material positives against moral negatives.
Benjamin Friedman (2005). The Moral Consequences of Economic Growth, p 4
I believe this thinking is seriously, in some circumstances dangerously, incomplete. The value of a rising standard of living lies not just in the concrete improvements it brings to how individuals live but in how it shapes the social, political, and ultimately the moral character of a people.
Economic growth … more often than not fosters greater opportunity, tolerance of diversity, social mobility, commitment to fairness, and dedication to democracy.