Dinsdag quote

We have now run over the three fundamental laws of nature, that of the stability of possession, of its transference by consent, and of the performance of promises. ’Tis on the strict observance of those three laws, that the peace and security of human society entirely depend; nor is there any possibility of establishing a good correspondence among men, where these are neglected.

David Hume (1739). A Treatise of Human Nature, Book III, Part II, Section VI

De prijs van nagels: een venster op economische verandering

Economische geschiedenis staat tot economie zoals algemene geschiedenis tot politieke wetenschappen. Als je onderlegd bent in het ene, kan je slimmere dingen zeggen over het andere. Economische Geschiedenis met hoofdletters buigt zich over vragen die vandaag nog superrelevant zijn: Wat zijn de oorzaken van de Industriële Revolutie? Hoe hebben landen zich opgewerkt van armoede naar welvaart? Hoe evolueert de ongelijkheid op langere termijn?

Maar die Economische Geschiedenis met hoofdletters moet natuurlijk gevoed worden door cijfers en data die historici door minutieus veldwerk verzamelen.

Een magnifiek voorbeeld van zulk veldwerk is de recente studie van Daniel Sichel, senior economist van de Federal Reserve Board, auteur van The Computer Revolution: An Economic Perspective (1997), en verbonden aan Wellesley College.

In The Price of Nails since 1695: A Window into Economic Change onderzoekt Sichel dus de prijs van nagels van het begin van de 18de eeuw tot nu.

Waarom nagels?

Een nagel is een nagel, min of meer. Maar net daarom zijn ze interessant. Er zijn gelijkaardige studies naar bijvoorbeeld de prijs van licht door de eeuwen heen, gemeten in de hoeveelheid arbeid die nodig is per geproduceerde lumen (gedaald met een factor 3,400), of naar de prijsevolutie van computerkracht. Maar in die producten speelt de technologische evolutie een zeer grote rol. De kwaliteitsevolutie is er moeilijk te meten, en is ook zodanig groot dat men zich kan afvragen of het nog over hetzelfde product gaat.

Bij nagels is dat minder het geval. Dat maakt de vergelijking gemakkelijker en in zekere zin ook inzichtelijker.

De bredere achtergrond is, zoals Sichel het uitdrukt, dat “nails provide a useful prism through which to examine a wide range of economic and technological developments that touch on multiple areas of both micro- and macroeconomics.”

Enkele markante bevindingen:

  • Van de late jaren 1700 tot het midden van de 20ste eeuw daalde de prijs van nagels met een factor 10 tegenover het algemeen prijspeil. In reële dollars van 2012 kostte een enkele nagel rond 1700 ongeveer 2 dollarcent. In 1950 was dat iets meer dan 0.13 dollarcent.
  • Nagels waren in de 18de en 19de eeuw dus relatief duur. Dat weerspiegelde zich in de praktijk van bouwvakkers en aannemers om systematisch gebruikte nagels te recupereren.
  • De belangrijkste oorzaak van de relatieve prijsdaling van de 18de tot het midden van de 20ste eeuw was de slimmere manier om nagels te produceren (in het jargon: total factor productivity), eerder dan veranderingen in de kost van arbeid, grondstoffen of machines.
  • Het “belang” van nagels in de economie daalde fors van het begin van de 19de eeuw tot vandaag. In 1810 maakten nagels nog 0.4 procent uit van de Amerikaanse economie. Dat kan weinig lijken, maar het is vergelijkbaar met het huidig aandeel van pc’s of van vliegtuigreizen in de economie. Vandaag wegen nagels nog voor 0.01 procent in de Amerikaanse economie.
  • Vanaf het midden van de 20ste eeuw begon de prijs van nagels weer te stijgen. Die stijging was een gevolg van onder meer stijgende grondstofprijzen en een shift naar (duurdere) “gespecialiseerde” nagels.

Die gespecialiseerde nagels brengen ons bij een bevinding over innovatie, waarvoor de auteur zelf veldonderzoek heeft gedaan en waarrond hij een ingenieuze economische redenering opzet.

Een nagel is een nagel, dus zoveel valt daar niet te innoveren?

Rond 1980 deden nagelpistolen hun intrede. Ja maar, kan de tegenwerping zijn, nagelpistolen zijn geen nagels. Hangt ervan af wat je bekijkt als de prijs van een nagel. Is het de nagel op zich? Of de geïnstalleerde nagel?

De auteur deed de vergelijkende test met de Amazon-prijzen van een nagelpistol en een hamer, het uurloon van een arbeider, de prijs van speciale nagels voor een nagelpistool, en het aantal nagels dat hij kon “installeren” met een hamer (6 per minuut) en met een nagelpistool (20 per minuut).

Rekening houdend met deze factoren komt de prijs van een geïnstalleerde nagel met een hamer op 7.7 dollarcent per nagel; die van een nagel met een nagelpistool op 3.6 dollarcent per nagel.

Ik laat het aan de lezer om hier ergens een woordspeling met nagel te verzinnen …


Neil Young, Heart of Gold?

Eindelijk heeft ook iemand geluisterd naar die podcasts van Joe Rogan.

Neil Young en Joni Mitchell verlieten Spotify omdat ze niet op hetzelfde platform wilden staan als Rogan, die volgens hen onwetenschappelijke informatie verspreidde over Covid-vaccins.

De Standaard columnist Tom Naegels heeft dus (samen met zowat elf miljoen anderen) geluisterd naar een podcast van Rogan.

Het was vooral oervervelend. Maar Naegels vindt dat Young en Mitchell ongelijk hebben. Want “Rogan is geen zotte complotdenker, hij is de klassieke mannelijke brulboei die graag tegendraads doet. Als je hem cancelt, dan mag je het halve internet opkuisen.”

De Amerikaanse economist en blogger Tyler Cowen heeft ook moeite met de portretering van Neil Young als intellectuele held in deze affaire.

Cowen herinnert er ons aan dat Neil Young heel graag wetenschappelijke misinformatie verspreidde over genetisch gemodificeerd voedsel (GMO’s). In een van zijn songs noemt hij GMO’s vergif. In 2016 beweerde hij in de Late Show dat ze verschrikkelijke ziektes verspreiden.

Vraagt Cowen zich af: “It is hard not to wonder to what degree anti-biotech sentiments like these, ironically, might have fed the current skepticism of Covid vaccines.”

En hij merkt fijntjes op dat Neil Young wel nog op YouTube staat, waar ook speeches van Hitler te vinden zijn.


Unilever en Danone, slachtoffers op het altaar van MVO?

Het management van Unilever (begin januari) en van Danone (maart vorig jaar) botsten met hun aandeelhouders over Corporate Social Responsibility (CSR, of MVO, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen).

Unilever ligt onder vuur van grootaandeelhouder Terry Smith, de oprichter van de Britse investeringsmaatschappij Fundsmith.

Hij vindt dat de managers van Unilever het noorden kwijt zijn omdat ze hun realisaties op het vlak van duurzaamheid belangrijker lijken te vinden dan het runnen van hun onderneming.

Zegt Smith: “A company which feels it has to define the purpose of Hellmann’s mayonnaise has in our view clearly lost the plot. The Hellmann’s brand has existed since 1913 so we would guess that by now consumers have figured out its purpose (spoiler alert — salads and sandwiches).”

Journalist Mathijs Bouman reageerde in het Financieel Dagblad met een venijnige column onder de titel Dirty Terry: “Een grote belegger eiste meer kinderarbeid, meer foute palmolie, meer plastic en een sneller opwarmende aarde. Maar niemand werd boos. Niemand sprak hem tegen. Niemand lachte hem uit.”

Senior writer Stefaan Michielsen was in De Tijd iets genuanceerder, en wellicht ook correcter in zijn analyse: “Maar de focus op duurzaamheid mag geen excuus zijn om het falen op andere vlakken goed te praten. Het moet de bedoeling blijven dat de strategie op termijn leidt tot de creatie van meerwaarde voor de aandeelhouders. Dat moet de belangrijkste focus zijn. Meerwaarde creëren is het doel, duurzaam handelen het middel.”

CEO Emmanuel Faber van de Franse groep Danone, een kleinere concurrent van Unilever, botste vorig jaar op gelijkaardige kritiek van enkele grote aandeelhouders. Bij hem was het einde van het verhaal dat hij moest opstappen. Sindsdien pleit Faber ervoor om de rol van activistische aandeelhouders in te perken.

Het gaat de aandeelhouders om meerwaarde op termijn, om geld dus. Daar zijn het aandeelhouders voor.

Een eenvoudige maatstaf voor de evolutie van die meerwaarde is de beurskoers op langere termijn. En daar presteren Unilever en Danone inderdaad niet zo goed. Uit de vergelijking met enkele van hun concurrenten blijkt dat Unilever en Danone het in de voorbije vijf jaar meer dan 50 procentpunt minder goed doen dan Nestlé en Procter & Gamble. Dat is toch iets dramatischer dan wat het Financieel Dagblad meende te zien: “Unilever was op de beurs wat achtergebleven bij andere producenten van voeding, zeep en zalfjes.”

unilever danone beurskoers CSR

We moeten begrijpen dat aandeelhouders niet alleen het recht maar ook de plicht hebben om hun management ter verantwoording te roepen als het minder goed presteert.

Managers hebben een fiduciaire (berustend op vertrouwen) plicht tegenover hun aandeelhouders om financiële meerwaarde te creëren. Dat is geen rauwe neoliberale strijdkreet of zo; het is gewoon het wettelijk kader waarin bedrijven, hun managers en hun aandeelhouders werken.

De achterliggende logica van dat wettelijk kader is dat winstmaximalisatie en concurrentie er samen voor zorgen dat de uiteindelijke maatschappelijke meerwaarde van wat bedrijven doen en laten het grootst is.

Als we met die logica beginnen te prutsen, en bijvoorbeeld naast de aandeelhouders ook andere stakeholders toevoegen, dan begeven we ons op glad ijs.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en de stakeholdertheorie dwingen managers tot een ontzettend moeilijke multitasking oefening die, zo schreef ik eerder, triviaal, naïef of contraproductief dreigt te worden.

Dat is ook de aanvankelijke diagnose van Stefaan Michielsen in zijn commentaar op de Unilever-affaire: “Het kwakkelende Unilever wordt geconfronteerd met aandeelhouders die de groep in verschillende richtingen willen duwen.”

Hij voegt er dan wel aan toe: “Een evenwicht vinden tussen de twee [winst en duurzaamheid] is niet zo moeilijk. Het komt erop aan de balans niet in de ene of de andere richting te laten doorslaan.”

Maar daar twijfel ik dus aan. Welke middelen hebben aandeelhouders, klanten en andere stakeholders immers om te vergelijken?

Zijn er andere oplossingen?

Klanten kunnen een rol spelen. Zij kunnen door hun koopgedrag bedrijven dwingen om duurzamer te worden.

Maar in de praktijk valt dat voorlopig nogal tegen.
Uit recent onderzoek blijkt dat nog geen één op de tien klanten bepaalde voedingsproducten koopt omdat ze duurzaam zijn. Als het erop aankomt, is het nog altijd de prijs die bepaalt wat klanten kopen.

Waar klanten, activisten en aandeelhouders misschien wel productief aan hetzelfde zeel kunnen trekken, is in het ontmaskeren van greenwashing, de praktijk van bedrijven om zich met flauwe marketing een groen imago aan te meten.

Want, geef toe, heeft de geldbeluste aandeelhouder Terry Smith geen punt als hij de poging van Unilever om Hellmann’s mayonnaise te positioneren als een merk met een doel – Fighting food waste — that’s what Hellmann’s is for aan de kaak stelt als een maskerade?

Immers, zelfs als we Unilever het voordeel van de twijfel willen geven, dan hebben we vooralsnog (maar er wordt aan gewerkt) nog geen objectieve maatstaf om Hellmann’s af te wegen tegenover Devos Lemmens qua duurzaamheid.

Met beurskoersen en het hele boekhoudkader dat we na enkele eeuwen op punt wisten te stellen, hebben we dat voor de vergelijking van financiële prestaties doorgaans wel.

De columnist van het Financieel Dagblad roept pensioenfondsen en fondsbeheerders op zich te verzetten tegen het optreden van Terry Smith. Wat wil hij dan dat die pensioenfondsen hun stakeholders, huidige en toekomstige gepensioneerden, vertellen: “Luister, jullie pensioen zal een ietsje lager zijn. Dat komt omdat we ons niet verzet hebben toen ze bij Unilever uit hun nek aan het kletsen waren over duurzame mayo?”

Is zelfregulering door bedrijven een oplossing? Dat is alleszins waar de meeste bedrijven voor pleiten. Maar dat op zich moet ons wantrouwig stellen.

Uiteindelijk, tot spijt van wie het benijdt, denk ik dat we het moeten zoeken in slimme overheidsregulering. De overheid is immers de enige instantie die geacht wordt én geloofwaardig in staat is om het standpunt van het algemeen belang in te nemen. Dat heeft ze gedaan door een wettelijk kader te creëren voor financiële regulering en rapportering. Nu kan ze stap voor stap eenzelfde level playing field creëren voor duurzaamheidsregulering en -rapportering.


Vox pop

In de opleidingen Journalistiek waar ik les geef, voeren we forse discussies over het vox pop-format. Vox pop is het journalistieke format waarbij je de “man en vrouw in de straat” gaat interviewen over een actueel thema. Meestal worden vox pops ingebed in langere reportages.

De voorlopige conclusie van de discussie over vox pops, en wat we onze studenten proberen mee te geven, is dat vox pops soms wel kleur kunnen geven aan een reportage, maar dat ze in het algemeen moeten worden vermeden, zeker als ze gebruikt worden om een punt te maken in een complexe kwestie. Vox pops zijn vaak een luie vorm van journalistiek, zo stellen we wekelijks vast.

De discussie over de stijgende energieprijzen en het compromis dat de Belgische regering daarover zopas bereikte is een voorbeeld van zo’n complexe kwestie. De prijsstijgingen zijn het gevolg van internationale fenomenen waarop een Belgische regering weinig of geen vat heeft. In België komt daar het element bij dat een deel van de prijsstijgingen van energie gecompenseerd worden door de automatische indexatie van lonen en uitkeringen. Alles zit bovendien ingebed in de supercomplexe klimaatdiscussie.

De bredere politieke vraag die daar nog bovenop komt, is of de overheid de verantwoordelijkheid heeft om prijsstijgingen te compenseren.

Moeilijk, moeilijk. Alvast één expert vond het energiecompromis eerbaar en evenwichtig. Maar dat is natuurlijk niet het volledige verhaal.

In de berichtgeving die de VRT-nieuwsredacties gisteren dinsdag brachten over de BTW-verlaging en andere maatregelen ter compensatie van de stijgende energieprijzen, moest het thema blijkbaar zijn: “peanuts” en “druppel op een hete plaat”. De klassieke vox pop was daarin het breekijzer en het ultieme argument. Er werd zelfs een relatief nieuw vox pop format opgevoerd.

In Het Journaal zat premier Alexander De Croo aan tafel om het akkoord uit te leggen en te verdedigen.

Na een korte inleiding maakt de nieuwslezer het bruggetje naar de vox pop: “Toch maken heel veel mensen zich nog zorgen over hun energie. Voor veel huishoudens zijn de maatregelen dan ook onvoldoende.

Volgt een korte reportage waarin Johan zegt dat de maatregelen peanuts zijn en dat hij vanaf nu met pellets zou verwarmen. Steven wil een blijvende belastingverlaging voor elektriciteit en gas en vindt de 165 euro tegemoetkoming vooral symbolisch.

Terug in de studio: “U hoort het premier, een druppel op een hete plaat.”
De Croo: Probeert het effect van de automatische loonindexering uit te leggen …
Nieuwslezer onderbreekt: “Maar als u even teruggaat naar de energiefactuur …
De Croo: Probeert met cijfervoorbeelden nogmaals de indexering en andere bijkomende maatregelen uit te leggen.
Nieuwslezer: “Toch premier, krijgen wij in onze mailbox heel veel reacties die zeggen dat het te weinig is. Ook de man uit de reportage daarnet zei het: peanuts.

“De mailbox” dus, als ultieme moderne vox pop. Hoeveel mails? Welke reacties? Hebben de mensen die het akkoord best OK vonden ook gemaild? Dat krijgen we niet te horen.

Mag en moet een journalist dan niet hardnekkig doorvragen? Zeker wel. Mag zij daarvoor als ultieme argument twee vox pops en een vrachtje mails gebruiken? Toch wat voorzichtig zijn.

Over naar Ter Zake dus, op Canvas.

Daar zit vice-premier Petra De Sutter om het akkoord uit te leggen.
Kathleen Cools haalt meteen het peanuts argument boven.
De Sutter verdedigt het pakket van 1.1 miljard euro, legt uit dat het een compromis is, en wijst ook meteen op het effect van de indexaanpassing.

Cools: “Dat begrijp ik. Toch neem ik er even een concrete factuur bij.” (Ik wacht op de eerste interviewee die op de standaard-Cools interventie “Dat begrijp ik” antwoordt met: “Neen, mevrouw Cools, u lijkt het toch niet helemaal te begrijpen.”)
De Sutter: Probeert nog eens de indexaanpassing uit te leggen en het effect van het sociaal tarief voor de laagste inkomen.
Cools: “Ik noteer. Toch nog even deze opmerkingen.”

Naadloos gaat het dan naar Raoul Hedebouw, de vleesgeworden vox pop.

Hedebouw en zijn objectieve bondgenoten bij het Vlaams Blok hebben het vox pop-format tot een hoger niveau getild. Zij spreken in naam van “de mensen”. Laten we dat vox populisme noemen.

Petra De Sutter blijft bewonderingswaardig kalm en weerlegt het belangrijkste tegenvoorstel van Hedebouw met cijfers.

Over naar De Afspraak, op Canvas.

In de studio zit, naast minister van Financiën Vincent Van Peteghem en hoofdredacteur Isabel Albers van De Tijd, journalist Luc Pauwels, de energie-expert van VRTNWS.
Die neemt al meteen het stokje van Het Journaal over: “Ik begrijp de logica wel, maar je hoort dan van de mensen in de straat: Dit zijn wel peanuts.
Diezelfde Luc Pauwels op het einde van de uitzending: “Iedereen is brandhout aan het kopen.” Iedereen? Als in: Hoeveel mensen? Hoeveel ton brandhout?

Nieuwsredacties hebben als taak complexe kwesties bevattelijk, maar ook evenwichtig uit te leggen. Moeten ze daarbij oog hebben voor de meningen en gevoelens van “de man en vrouw in de straat”? Dat maakt zeker deel uit van het debat. Is de vox pop daarvoor het beste format? Ik twijfel toch.

Ja, vox pops zijn vaak leuk. Ze roepen een gevoel van herkenbaarheid op. En ze helpen een kwestie “bevattelijk” te maken door die kwestie te vertalen naar simpele tegenstellingen. Maar de versimpeling staat vaak de evenwichtigheid in de weg.
Kunnen we een denkoefening starten over wanneer vox pops wel en niet zinvol zijn?

Voorzetjes:

Niet zinvol:

  • Als het antwoord op de vraag voorspelbaar is
  • Als de inhoud van de vox pop gebruikt wordt als argument in een complex debat. “Wat het volk denkt” is wel degelijk een zinvol argument. Maar er zijn andere methoden om dat te ontdekken. Surveys? Verkiezingen?

Wel zinvol:

  • Voor leuke human interest topics, waarbij de antwoorden verrassend kunnen zijn. Voorbeeld (met dank aan collega Wouter Frateur): “Wat is het leukste geschenk dat je ooit voor vaderdag kocht?

Thuiswerk: meer, en meer buiten de uren

Heeft Corona onze werkgewoontes veranderd? Eigen en uitgewisselde ervaringen zeggen alleszins van wel.

Onderzoekers Grant McDermott en Benjamin Hansen van de University of Oregon vonden een slimme manier om dat ook te kwantificeren.

In Labor reallocation and remote work during covid-19: Real-time evidence from GitHub bekeken ze statistieken van 15 miljoen gebruikers, van 2015 tot 2020, op GitHub, het meest gebruikte werkplatform voor software-ontwikkelaars en voor heel wat wetenschappers.

Belangrijkste bevindingen:

  • De pandemie leidde tot een drastische verschuiving in werkgewoontes: meer in het weekend en buiten de uren
  • Zeker in het begin zorgde de pandemie er ook voor dat gebruikers van GitHub meer gingen werken. Later in de pandemie hervielen sommige gebruikers in hun werkgewoontes van voor de pandemie. Anderen bleven meer en meer buiten de uren werken
  • Bij mannen waren de trends naar meer werk en meer buiten de uren werken iets meer uitgesproken

De auteurs suggereren ook mogelijk opvolgonderzoek via GitHub: Hoe evolueerde de kwaliteit van het werk?


Dinsdag quote

The world is not so governed from above that private and social interest always coincide. It is not so managed here below that in practice they coincide. It is not a correct deduction from the Principles of Economics that enlightened self-interest always operates in the public interest. Nor is it true that self-interest generally is enlightened; more often individuals acting separately to promote their own ends are too ignorant or too weak to attain even these. Experience does not show that individuals, when they make up a social unit, are always less clear-sighted than when they act separately.

John Maynard Keynes (1926). The End of Laissez-Faire.

We hebben de toekomst gezien …

En het is waterstof.

Zelfs koning Filip en koningin Mathilde worden van stal gehaald om deze week in Oman een samenwerkingsakkoord te bezegelen voor een installatie om met elektriciteit uit wind en zon groene waterstof te maken.

Want België wil zich op de kaart zetten als waterstofland (DS).

Gelukkig dat we vooruitziende overheden hebben die winnaars kunnen kiezen:

Zowel de Vlaamse als de federale regering heeft al strategieën opgesteld om groene waterstof in te passen in onze economie. De federale regering wil waterstof op termijn ook inzetten in gascentrales om perioden zonder zon of wind te overbruggen.

Want er zijn “vele Belgische troeven in race naar groene waterstof“, schrijft De Standaard in een begeleidende commentaar:

Maar vooral illustreert het de nood aan strategische beleidskeuzes in cruciale domeinen als energie. Twintig jaar geleden had de markt alleen de omslag naar offshore windenergie niet kunnen maken, zonder overheid die een wettelijk kader en ondersteunende financiering voorzag.

Geschiedenisles.

Niet veel korter geleden maakten de overheid en experten een gelijkaardige “strategische beleidskeuze in cruciale domeinen als energie”.

Biogas, als dat de toekomst niet was. Groene energie en meteen een deel van het mestoverschot weggewerkt.

In 2012, toen biogas 9 procent uitmaakte van de Vlaamse groenestroomproductie, keek de biogaslobby Biogas-E in haar Voortgangsrapport optimistisch vooruit:

Figuur 2 toont de geplande productie van hernieuwbare energie uit biogas om invulling te geven aan de doelstelling om 13% te halen. In dat geval zou biogas moeten instaan voor 1,600 GWh of ten opzichte van bovenvermelde 8,000 GWh/j of 20% van de totale groene stroomproductie. Wordt het ambitieniveau opgetrokken van 13% naar 20%, zoals de huidige regering ambieert, dan behoeven we een productieniveau van 12,000 GWh.

Even checken in het rapport De Vlaamse Biogassector in 2019:

“In 2019 was de biogassector met 766 GWh goed voor zo’n 9% van de totale groene stroomproductie in Vlaanderen.”

En in datzelfde rapport:

“Helaas moeten we wel vaststellen dat de steun voor nieuwe projecten opnieuw is gedaald, waardoor investeringen in extra productiecapaciteit moeilijk blijven en potentiële investeerders ontmoedigd worden. … Enkel wanneer een duurzaam ondersteuningskader wordt gecreëerd voor de bestaande vergistingscapaciteit in Vlaanderen, en de duurzame valorisatie van minder toegankelijke stromen (GFT, maaisels, oogstresten, etc.) een extra stimulans krijgt zal de biogassector in Vlaanderen verder kunnen groeien.”

Ha ja. Want ondertussen laat de waterstoflobby en -studiegroep Waterstofnet weten: “Vlaanderen maakt 125 miljoen euro vrij voor de ‘waterstof IPCEI’ en de federale overheid mikt op een investering van 95 miljoen euro in een waterstofnetwerk.”

Biogas, waterstof of allebei? Ik heb natuurlijk geen flauw idee. Voortschrijdend inzicht? Wellicht wel.

Maar is de les die we hieruit kunnen trekken ook niet dat de overheid, experten en consultants niet altijd best geplaatst zijn om winnaars te plukken?

Er is daar een kennisprobleem. Want zolang de markt niet speelt, is er geen echte feedbackloop over wat zal werken en wat niet. De feedback in het prille stadium komt in grote mate van experten en consultants zonder skin in the game. (Zie de quote en de link naar het volledige artikel van Bruno Prior, die we hier zaterdag de micro gaven).

Er is ook een incentiveprobleem, dat kan leiden tot onvoorziene en alleszins onbedoelde neveneffecten. Want wie subsidiepotten klaarzet, trekt allerlei volk aan. Diezelfde Standaard die vandaag pleit voor “strategische beleidskeuzes in cruciale domeinen als energie” berichtte enkele weken geleden over een gerechtelijk onderzoek naar onregelmatigheden bij de productie van biogas en de bijhorende subsidies van groenestroomcertificaten.

Opmerkelijk is ook dat pleitbezorgers van een nieuwe technologie bijna altijd schermen met bijkomende werkgelegenheid om de overheid over de brug te trekken.

Biogas-E voorspelt: “Tegen 2030 kunnen er tussen de 5,000 en 10,000 jobs bijkomen, die een boost kunnen geven aan de lokale tewerkstelling.”

En Waterstofnet: “Binnen het Nieuw Industrieel Beleid van de Vlaamse regering is een project rond waterstof, ingediend door WaterstofNet, goedgekeurd. Het project behelst het uittekenen van roadmaps voor de implementatie van waterstof in Vlaanderen en het ontwikkelen van business-cases voor bijkomende werkgelegenheid en past daarmee volledig in het concept van de ‘Fabriek van de Toekomst’, het hart van het Nieuw Industrieel Beleid.”

Klinkt altijd goed. Maar als het echt gaat over bijkomende werkgelegenheid is het argument economisch kaduuk. Arbeid is een kost. Door te beweren dat je met een nieuwe technologie bijkomende werkgelegenheid creëert, zeg je dat die nieuwe technologie duurder is.


Ontwikkelingshulp, corruptie en onbetaalde parkeerboetes

Het debat over zin, onzin en vooral effectiviteit van ontwikkelingshulp is belangrijk en blijft controversieel.

Voor mij gaf de Amerikaanse ontwikkelingseconoom William Easterly een serieuze klap aan het hele ontwikkelingshulp-idee met zijn boek The Tyranny of Experts. Economists, Dictators, and the Forgotten Rights of the Poor (2014).

Maar de discussie blijft woeden.

Centraal in veel van deze discussies staat een Catch-22: ontwikkelingslanden zijn arm doordat de kwaliteit van hun instellingen en beleidscultuur laag is; maar de effectiviteit van ontwikkelingshulp hangt in grote mate af van de kwaliteit van instellingen en beleidscultuur.

Een van de redenen waarom het debat blijft woeden, is dat factoren als kwaliteit van instellingen en beleidscultuur zo moeilijk te meten zijn. Economen Jørgen Juel Andersen van de Norwegian Business School, Niels Johannesen van de University of Copenhagen en Bob Rijkers van de World Bank doen in een recente studie van de World Bank, Elite Capture of Foreign Aid: Evidence from Offshore Bank Accounts, een ingenieuze poging om alvast de ergste uitwas van een slechte beleidscultuur te meten.

Door data van de World Bank over ontwikkelingshulp en van de Bank for International Settlements (BIS) over buitenlandse deposito’s in belastingparadijzen te combineren, proberen ze in te schatten hoeveel van de ontwikkelingshulp weglekt naar buitenlandse rekeningen.

De resultaten zijn redelijk ontstellend.

In de 22 landen die van de World Bank de meeste ontwikkelingshulp kregen, zou gemiddeld gemiddeld 7.5 procent daarvan wegvloeien naar buitenlandse rekeningen. In de zeven landen die de meeste ontwikkelingshulp kregen, is dat zelfs 15 procent.

Economisch journalist Tim Harford verwijst in een recent artikel naar een oudere studie die een minder kwalijk, maar wellicht even symptomatisch fenomeen van corruptie onderzocht.

In Cultures of corruption: evidence from diplomatic parking tickets telden Raymond Fisman en Edward Miguel van de universiteiten van Columbia en California het aantal onbetaalde parkeerboetes door diplomaten in de straten rond de hoofdzetel van de Verenigde Naties in New York van 1997 tot 2002.

Diplomaten kunnen niet vervolgd worden voor onbetaalde boetes. De mate waarin zulke politieke leiders hun boetes wel of niet betalen, duidt, zacht gezegd, op een verschil in culturele attitude ten opzichte van het overtreden van regels. Maar dat is wellicht een hellend vlak. “Vandaag betaal ik mijn boete niet; als ik morgen de kans krijg, sluis ik miljoenen ontwikkelingshulp door naar de Kaaimaneilanden.”

Met de lijst van gemiddelde onbetaalde parkeerboetes per diplomaat stelden Fisman en Miguel een Corruption Rank op van 146 landen.

De lijst wordt aangevoerd door Koeweit, Egypte, Tsjaad, Soedan en Bulgarije.
De Scandinavische landen, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, maar ook landen als Burkina Faso en de Centraal Afrikaanse Republiek staan onderaan de lijst met nul onbetaalde boetes. België staat op plaats 103 (van de 146), tussen Wit-Rusland en Cyprus, met 2.7 onbetaalde parkeerboetes per diplomaat.


Dinsdag quote

Our society will always remain an unstable and explosive compound as long as political power is vested in the masses and economic power in the classes. In the end one of these powers will rule. Either the plutocracy will buy up the democracy or the democracy will vote away the plutocracy. In the meantime the corrupt politician will thrive as a concealed broker between the two.

Irving Fisher (1919). Economists in Public Service: Annual Address of the President, American Economic Review

*Which Country Has The World’s Best Health Care?*

De dappere auteur die een boek deze titel durfde geven, is Dr. Ezekiel Emanuel, oncoloog en bio-ethicus aan de University of Pennsylvania School of Medicine en de Wharton School, en een van de zestien leden van de COVID-19 Advisory Board van president Biden.

Ik heb het boek nog niet gelezen, maar de zeer slimme Scott Alexander schreef een goede bespreking waarin de nieuwsgierige lezer alvast het korte antwoord vindt op de vraag in de titel.

Alvast ook een troost voor wie het moeilijk vindt om voorbij de simpele clichés te begrijpen hoe verschillende gezondheidssystemen in elkaar zitten: het ligt niet aan ons.

Emanuel deserves a lot of praise for writing this book. It’s hard to find good information on different health care systems outside of incomprehensible technical papers. This book was detailed, thorough, and got me to start investigating a field I’d been putting off learning about.

Maar ook:

He backs this up with ~300 pages of details about the health care systems of 11 major countries. I have to admit, I found this tough reading. Partly this is because health economics is an inherently boring topic. Partly it’s because national systems are a hodgepodge of historically contingent decisions that don’t really resolve into a single gestalt. And partly it’s because many countries run their medical systems entirely based on three-letter acronyms.
But partly it’s because all national health systems are surprisingly similar.

De oorzaken van de verschillen in gezondheidssystemen zitten hem vaak in bizarre verschillen tussen onder meer de manier waarop overheden en verzekeraars de prijs van geneesmiddelen bepalen – door elk op een andere manier te onderhandelen met farmabedrijven – en de manier waarop het jaarlijks gezondheidsbudget eerst wordt vastgelegd en nadien wordt uitgegeven.

Helaas, een definitief antwoord op de vraag hoe die verschillende systemen dan leiden tot verschillende resultaten, een succesvol of minder succesvol gezondheidssysteem (zie de bespreking en het boek voor de criteria waarmee dat gemeten wordt), biedt het boek volgens Scott Alexander niet.

(I)t failed to give me a gears-level understanding of why some health care systems succeed and others fail.
Overall I got the impression that health care was a bizarro-world where normal economics doesn’t apply. … I would have appreciated a book by a more economically-minded person explaining why things are like this.

Scott Alexander eindigt zijn bespreking op een positieve noot, en een grappige denkoefening over hoeveel je zou betalen voor het boek als je de prijszetting zou volgen die in de gezondheidssector wordt gebruikt.

In conclusion, this was a helpful book. But I’m not sure it’s worth paying $22.99 for it. Consider telling Dr. Emanuel that you will only pay however much the Norwegians pay for their books. Or maybe the lowest price paid by any of Belgium, France, or Germany. Maybe you should commit to only spending $100 on books this year, and let Dr. Emanuel know how much you’ll pay him after you decide how many books to read. Only then will we be able to control the spiraling cost of books on health care.


Is De Lijn het slechtst geleide bedrijf van Vlaanderen?

Met het openbaarvervoerbedrijf De Lijn is lang onderhandeld om een combiticket voor de parking en de tram in te voeren, maar die gesprekken liepen dood, lieten Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Lydia Peeters (Open VLD) en de Antwerpse schepen voor Mobiliteit Koen Kennis (N-VA) met spijt in de stem horen. Kennis riep op tot een nauwere samenwerking tussen alle vervoersmodi in ons land en suggereerde de oprichting van ‘één vervoersbedrijf’ dat de mobiliteit integraal bekijkt, ‘los van alle ivoren torens’.

Dit is naar aanleiding van de feestelijke opening van de Park&Ride op Antwerpen Linkeroever. Hier is het volledige artikel (Tijd). De Lijn doet verwoede pogingen om zichzelf te bewijzen als het slechtst geleide bedrijf in Vlaanderen. Maar laten we vooral ook wantrouwig zijn tegenover oproepen voor “de oprichting van ‘één vervoersbedrijf’ dat de mobiliteit integraal bekijkt.”

Overigens voorspel ik dat minstens een van de drie Park&Rides die onlangs rond Antwerpen geopend zijn (Linkeroever, Luchtbal, Merksem; een investering van 90 miljoen euro door Lantis en de Vlaamse overheid) een witte olifant zal worden. Iemand wedden?