Ruzie in ontwikkelingseconomie-land

Jeffrey Sachs valt in een artikel in Foreign Affairs (registratie vereist) nogal frontaal Abhijit Banerjee en Esther Duflo aan.

Abhijit Banerjee en Esther Duflo zijn twee van de drie winnaars van de 2019 Nobelprijs voor Economie. Hun aanpak van ontwikkelingseconomie is, naar eigen zeggen, een loodgietersaanpak. Ze proberen armoedeproblemen op te lossen door een combinatie van wetenschappelijke intuïtie, giswerk gebaseerd op ervaring en heel veel trial and error.

Randomized Control Trials (RCT’s) zijn hun geprefereerde methode. Banerjee en Deflo namen RCT’s over uit de wereld van klinische testen. In RCT’s maken onderzoekers twee groepen, een die een bepaalde behandeling krijgt (bijvoorbeeld gratis muskietennetten), en een andere die de behandeling niet krijgt. Ze bestuderen dan, vaak over lange tijd, de effectiviteit van de behandeling door de twee groepen te vergelijken.

Jeffrey Sachs is auteur van onder meer The End of Poverty (2005), en gangmaker van de Sustainable Development Goals en de Millennium Development Goals. Voor zover ik kan nagaan is hij ook degene die destijds het idee lanceerde dat elk ontwikkeld land 0.7 procent van zijn BBP aan ontwikkelingshulp zou besteden om zo extreme armoede uit de wereld te bannen tegen 2025.

Tegenover de loodgietersaanpak van Bannerjee en Duflo stelt hij een aanpak met grote ideeën (goed bestuur, grote investeringen in gezondheid en onderwijs, en snelle wereldwijde verspreiding van technologie), aangevuld met ontwikkelingshulp vanuit de rijke landen.

Schrijft Sachs in Foreign Affairs:

In “How Poverty Ends” Abhijit Banerjee and Esther Duflo … contend that “the true ingredients of persistent economic growth”— development of the sort that pulls people out of poverty and raises living standards across the board — “remain mysterious.” They understand poverty as a big puzzle to be solved mainly through experiments, notably randomized controlled trials.
But I believe theirs is not the right way to understand the challenge of ending poverty. There are not huge mysteries about what is needed to end extreme poverty. Practical solutions are largely known and within reach; what poor countries need is not more economists performing randomized trials to confirm what experts already know but good governance and development assistance to cover financing gaps.
Most of the progress in ending extreme poverty, I argued, would come mainly through long-term economic growth that would result from good governance, investments in health and education, and the global spread of technological advances. Development aid would, however, be necessary to break poverty traps or accelerate progress.

In haar speech bij de aanvaarding van de Nobel prijs kantte Deflo zich tegen deze “grote oplossingen”:

Others hope to find some magic bullet. We believed that like the war on cancer, the war on poverty was not going to be won in one major battle, but in a series of small triumphs, and with no doubt many setbacks along the way.

De radicaal-linkse Yanis Varoufakis, van januari tot juli 2015 minister van Financiën in Griekenland, vindt over Bannerjee en Deflo dat “their down-to-earth diagnosis of global ills is enlightening but fails to address capitalism’s fatal flaws.”

William Easterly, die in The White Man’s Burden (2006) al fel uithaalde naar het pleidooi van Sachs voor ontwikkelingshulp (volgt u nog?) velt in de ruzie tussen Sachs en Bannerjee en Duflo een Salomonsoordeel waar ik me helemaal in vind:
Each side is right only about why the other side is wrong.


1 Comment Ruzie in ontwikkelingseconomie-land

  1. Pingback: Ontwikkelingshulp, corruptie en onbetaalde parkeerboetes - Reluctant Economist

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *