Twee goede artikels over China: Dan Wang en Yasheng Huang

China volgen is belangrijk, maar niet evident. Twee recent verschenen artikels bieden een goed en toegankelijk helikopteroverzicht met als extra enkele boekentips. Het eerste is niet meer leesbaar in China zelf.

Dan Wang

De in Canada en de VS opgegroeide Dan Wang is technologie-analist bij Gavekal Dragonomics, een in China gespecialiseerd research- en adviesbedrijf. Daarnaast publiceert hij occasioneel journalistieke stukken en essays. Sinds 2017 schrijft hij elk jaar een jaaroverzicht waar Chinawatchers reikhalzend naar uitkijken.

Zijn jaaroverzicht voor 2022 liet wat op zich wachten, maar verscheen vorige week.

Dan Wang nam in april vorig jaar de laatste vlucht uit Shanghai naar Yunnan, China’s meest zuidwestelijke provincie. Twee dagen later ging Shanghai in volledige lockdown. Wat oorspronkelijk gepland was als een trip van enkele dagen, werd een verblijf van maanden.

De auteur profiteert ervan om rond te trekken, de lokale keukens te ontdekken, en te lezen. The Art of Not Being Governed: An Anarchist History of Upland Southeast Asia van de Amerikaanse politieke wetenschapper en antropoloog James C. Scott, “the best book I read this year“, is zijn intellectuele reisgids om na te denken over de politieke rol van bergculturen en over hoe die weerstand bieden aan een centraliserende staat.

Throughout history … people have climbed upwards to escape the state.

Dan Wang is terug in Shanghai wanneer er in november (relatief beperkte) protesten uitbreken tegen de overheidsaanpak van de covidepidemie en wanneer de Chinese overheid in december kapt met het zero-covidbeleid en alle beperkingen opheft.

De harde lockdown en het plotse opheffen ervan namen vooral de jongere bevolking in de grote steden bij verrassing, eerst met voedseltekorten, dan met medicijnentekorten. Ze kwamen bovenop de duidelijke signalen van een grotere centralisatie van politieke macht die Xi Jingping uitstuurde tijdens en na het 20ste partijcongres.

Het gevolg van deze opstoot van autoritaire impulsen, zo denkt Wang, zou wel eens kunnen zijn dat verschillende groepen mensen in China zich mentaal terugtrekken in de bergen, en dat de groeivooruitzichten op langere termijn wankeler worden.

Ondernemers zullen de lockdowns en het harde optreden tegen sommige sectoren niet licht vergeten. Ook buitenlandse investeerders herbekijken hun plannen voor China:

The strategy of multinationals has become to maintain production for the domestic market while moving export-bound production to other countries (chiefly Vietnam and India).

Jonge hoogopgeleide Chinezen zijn een tweede groep die mentaal misschien zal afhaken. “Beijing strangles the country’s cultural creativity,” denkt Dan Wang, die dat zelf kon ondervinden toen de Chinese censuur zonder aanwijsbare redenen zijn website blokkeerde.

I perceive a fading sense of enthusiasm among businesspeople and youths. The residue of resentment won’t wear on their faces; and I expect that the state will keep a lid on wide-scale protests. But there will be more foot-dragging and less self-initiative in response to Beijing’s centralized campaigns of inspiration.

Met als resultaat misschien:

2022 is thus the year that China’s long-term growth prospects became more uncertain as its political risks grow more salient …
The picture I see for the next few years however is that growth will slow further. The economy won’t return to the 2019 mid-single digit levels of growth, but something closer to US levels. I believe that China is likely to succeed on many technological endeavors, but these bright spots can’t compensate for broad deceleration. The major source of risk is that the political system is more likely to squash growth in the longer run.

Tegenover die structurele groeiobstakels ziet Wang wel nog steeds het pragmatisme van de Chinese overheid.

Sometimes commentators will launch a tendentious debate on whether China is capitalist or socialist, state-driven or market-driven. It is never one or the other, of course …
On balance I believe we should think of the Chinese state today as an autocratic regime that is occasionally capable of economic pragmatism rather than a technocratic regime that slips occasionally into Marxist faults.

En hij maakt een interessante vergelijkende diagnose met de VS:

I continue to believe that Beijing has an easier time with reforming its institutions relative to the US. And that its pathologies produce a better class of problems than US tendencies: Chinese structural overcapacity due to its supply side focus, for example, is superior to American structural undercapacity due to an impotence to build.

Lees het stuk helemaal.

Bonus: signalementen van interessante boeken, en een lekkere rondgang langs de gastronomie van Yunnan.

Yasheng Huang

In de jongste aflevering van de onvolprezen Conversations with Tyler interviewt Tyler Cowen Yasheng Huang, professor management aan de MIT Sloan School en auteur van Capitalism with Chinese Characteristics: Entrepreneurship and the State (2008) en (binnenkort uit) The Rise and Fall of the EAST.

Huan is geboren in China en verhuisde naar de VS om zijn hogere studies af te maken en zijn academische loopbaan te starten. Aan MIT Sloan School is hij oprichter en hoofd van het China Lab en het India Lab.

De EAST in de titel van zijn nieuwste boek staat voor een letterwoord dat terugkomt in de ondertitel: How Exams, Autocracy, Stability, and Technology Brought China Success, and Why They Might Lead to Its Decline. De vier topics komen ook aan bod in het lange interview.

De “Exams” zijn natuurlijk de Keju, het keizerlijke examensysteem dat vanaf de vijfde eeuw de bijzonder felbegeerde toegang tot de Chinese administratie regelde. Het examensysteem was 100 procent meritocratisch; de examinatoren wisten niet wie ze evalueerden. Het werd begin 20ste eeuw formeel afgeschaft, maar volgens Huang is het nog heel invloedrijk en belangrijk om het China van vandaag te begrijpen.

Over de nabije economische toekomst van China denkt Huang hetzelfde als Wang:

Now many companies are rethinking about whether or not they should rely so heavily on supply chain in China. … China increasingly is becoming a factory for itself rather than a factory for the world.

Over Xi Jinping zegt hij dat die het charisma mist dat vorige Chinese leiders wel hadden. Zijn macht is vooral gebaseerd op formele maatregelen en het cumuleren van titels. Dat zou op termijn problematisch kunnen worden voor de opvolging.

Essentially, the vast majority of the successions were handled by these two giants [Mao en Deng Xiaoping] who had oversized charisma, oversized prestige, and unshakeable political capital. …
Now we have one leader who doesn’t really have that. He relies mostly on formal power.
Xi Jinping does not match, even in a remote sense, the charisma and the prestige of Mao Zedong and Deng Xiaoping. There’s no match there.

Why do you think that Chinese and Chinese Americans have done so much less well becoming top CEOs of American companies than Indians and Indian Americans,” vraagt Tyler.

Chinese Americans are less able to communicate their ideas, place less value and premium on communications.

Interesting throughout, zou Tyler Cowen zelf zeggen.


Zondag quote

Sen: “It is quite possible that Britain’s long run problems have something to do with the tremendously narrow motivation structure in British industry. In any kind of small, independent enterprise in which cooperation over large groups isn’t involved, the British are marvelous. They run the best pubs in the world, with the labor of two or three people, possibly a family. There is not much shirking. A lot of efficient work. In contrast, whenever there is a situation involving large groups and team work, requiring an understanding of, and response to, each other’s interests and goals, there seem to be problems. This is where Japan, or Germany, or even the United States, may still have an advantage, and the nature of social norms and of schooling on behavior patterns may be important here.”

Arjo Klamer (1989). A Conversation with Amartya Sen. Journal of Economic Perspectives, 3(1), p 146-147

Vrijdagse gevarieerde links

  • Research.com, een “academic research portal” opgericht door de Algerijnse onderzoeker en entrepreneur Imed Bouchrika, publiceerde zijn tweede ranking van beste wetenschappers in Economie en Financiën. Van de 28 wetenschappers in de ranking voor België zijn er dertien van Franstalige universiteiten, veertien van Vlaamse universiteiten (elf van de KULeuven), en één van de denktank Bruegel. Nederland telt 63 wetenschappers in de lijst.
  • Het Flynn effect is het fenomeen dat intelligentiescores in de loop van de 20ste eeuw zowat overal ter wereld gestaag en substantieel zijn toegenomen. Onderzoekers van de Northwestern University in Chicago en de University of Oregon observeerden nu voor het eerst een omgekeerd Flynn effect, een achteruitgang van intelligentiescores dus, in de VS tussen 2006 en 2018. Via Marginal Revolution.
  • Knappe en up-to-date visualisaties van leeftijdspiramides van alle landen ter wereld. Plus nog enkele tientallen andere goede datavisualisaties. Ik vond weinig gegevens over de organisatie achter de website populationpyramid.net. Hun twitteraccount vermeldt “Sint-Gillis, Belgium”.
  • Het vaak boeiende Britse online ideeënmagazine Unherd publiceert een reportage van de Britse schrijver en journalist Ioan Grillo, gebaseerd in Mexico en specialist in de Latijnsamerikaanse drugsoorlogen, over hoe president Nayib Bukele van El Salvador met extreem harde maatregelen het hoofdzakelijk drugsgerelateerd geweld in zijn land terugdringt. Sinds de president in maart vorig jaar de noodtoestand afkondigde, belandden meer dan 60,000 mensen in de gevangenis, 1 procent van de bevolking. Bukele krijgt kritiek van mensenrechtenorganisaties; er zouden heel wat onschuldigen in de gevangenis zitten. Maar het moordcijfer in El Salvador daalde van een piek van 105 moorden per 100,000 inwoners in 2015, het hoogste ter wereld, naar 8 per 100,000, lager dan de VS. De harde aanpak levert de president een in Latijns-Amerika ongekende populariteitsscore van 88 procent op.
  • WTF krantenkop van de maand: Asteroid the size of 14 flamingos to skim past Earth Wednesday – NASA

Een coöperatieve oplossing voor het Delhaize-personeel

Als het waar is dat 30 procent van de Delhaize-supermarkten verlies draaien, dan hebben de vakbonden in de voorbije jaren misschien hun hand overspeeld.

Een half-ernstige denkoefening voor het personeel:

Volgens de website franchise.be vraagt Delhaize van de franchisenemer een investering van 1,300 euro per vierkante meter verkoopsoppervlakte. Een grote Delhaize supermarkt is ongeveer 2,500 vierkante meter. De investering zou dus 3.25 miljoen euro bedragen.

Albert Heijn vermeldt op zijn webpagina voor franchisenemers dat “de totale startinvestering bij een nieuwe supermarkt zo rond de €2,500,000 ligt.” Zelfde ordegrootte dus. En ook nog: “Om Albert Heijn als merk te gebruiken, betaal je een franchisefee. Dit is een percentage van de omzet van je winkel.”

Welnu: Een grotere Delhaize supermarkt werkt vandaag met ongeveer 60 werknemers. Als die elk ongeveer 50,000 euro lenen of inleggen, dan kunnen zij samen een coöperatieve werknemersvereniging vormen en een Delhaize supermarkt overnemen.

De intrigerende vraag is dan: welke dynamieken (op vlak van nieuwe aanwervingen, flexibiliteit, extra vergoedingen, groei, …) zullen er beginnen te spelen tussen de werknemers-eigenaars?


Uitgelezen (2022): Kan de markt / de overheid / de economische wetenschap de wereld redden?

Alsnog een reeks “Uitgelezen (2022)” met boeken die ik vorig jaar gelezen heb en die om diverse redenen het signaleren waard zijn. Vorig boek in de reeks.

In deze aflevering drie boeken tegelijk, omdat ze alledrie in hun titels en zelfverklaard programma ambitieuze beloftes doen, om die dan nadien niet in te lossen. De teleurstelling is volledig mijn eigen fout natuurlijk. Ik las de boeken omdat ik de auteurs en hun reputatie kende en waardeerde. De te ambitieuze titels hadden een waarschuwing moeten zijn.

*Economics for the Common Good* (2017)

De Franse econoom Jean Tirole zegt in het begin van het boek dat hij na het winnen van de Nobelprijs (in 2014) veel vragen kreeg over hoe de economische wetenschap kan bijdragen aan het algemeen welzijn. Het boek is een poging om uit zijn ivoren toren te komen en uit te leggen hoe de inzichten van zijn discipline een gids kunnen zijn voor economische politiek.

“Have we lost sight of the common good? If so, how might economics help us get back on track in pursuing it?” (p 2)

Hij probeert een antwoord te geven op die tweede vraag in 485 pagina’s, verdeeld over zeventien hoofdstukken, van een algemeen overzicht hoe economie en samenleving op elkaar inspelen, over een poging om uit te leggen wat economisten eigenlijk dagdagelijks doen, tot inleidingen in tien topics die vandaag belangrijk of prangend zijn en waar economische inzichten verheldering kunnen brengen.

De poging om uit de ivoren toren te komen, valt helaas tussen twee stoelen. Het boek is te weinig meeslepend en toch nog te gespecialiseerd voor niet-economen. De gele hesjes en de rest van het grote publiek, voor wie het boek toch ook bedoeld zou moeten zijn, zullen het niet lezen (of ze zullen alleszins afhaken bij passages als “These situations are studied by using the concept of perfect Bayesian equilibrium, which combines perfect equilibrium with rational information processing in the sense of Bayes’ theorem.” (p 115)). Voor lezers met een economische achtergrond is het te veel herkauwing van gekende inzichten.

Anders dan in de twee volgende boeken, vind je bij Tirole weinig of geen inspiratie uit historische economische denkers. Wel verwijst hij in tekst en voetnoten uitvoerig naar de huidige stand in het theoretisch en empirisch economisch onderzoek over de topics die de hoofdstukken aansnijden.

In het debat markt of overheid neemt Tirole allerminst een dogmatische positie in. Hij stoelt daarin onder meer op zijn eigen onderzoek naar het samenspel tussen markt en overheid en naar het efficiënte design van zowel markten als reguleringen.

In ethische kwesties, die toch vaak de consequenties of de a priori’s zijn van economische keuzes, vindt Tirole dat de economist bescheiden op de vlakte moet blijven: “The question of who is most deserving of attention [in het debat over ongelijkheid] is an ethical one, regarding which the economist will have a point of view but no specific knowledge to contribute.” (p 59) Het is een respectabele, maar beetje vreemde houding gezien de titel van het boek en de oproep elders in het boek aan de sociale wetenschappen om meer interdisciplinair samen te werken (p 152).

Het hoofdstuk over The Climate Challenge is een goede samenvatting van de manier waarop economische inzichten en modellen kunnen bijdragen, en waarom dat vooralsnog, en vooral om politieke redenen, nog niet echt gelukt is.

Het hoofdstuk over Labour Market Challenges geeft een ontnuchterende inkijk in de geschiedenis en de perverse mankementen van de Franse arbeidsmarkt en loonpolitiek. Nuttig als achtergrond van de huidige Franse pensioendiscussie.

*The Struggle for a Better World* (2021)

Auteur Peter Boettke, professor Economie en Filosofie aan de George Mason University, is een econoom van de Oostenrijkse School, die stelt dat sociale fenomenen uitsluitend kunnen verklaard worden door motivaties en acties van individuen, en die voor een radicale vrije markt en anti-overheidsinmenging staat.

Is het dapper, of bewust confronterend, of naïef om vanuit die positie The Struggle for a Better World aan te vatten? Zoals veel wetenschappers die zich tot een school bekennen, dweept Boettke met de grondleggers en occasionele adepten van die school. Von Mises, Machlup, Kirzner, Hayek, Buchanan, … en de klassieke liberalen Smith, Bastiat en Mill, zijn economen die het stuk voor stuk meer dan waard zijn gelezen te worden en zonder wiens inzichten de bredere economische wetenschap armer zou zijn.

Boettke staat op hun schouders om “meer markt; minder staat” te roepen als het enige recept voor een betere wereld. Maar al na het vierde hoofdstuk van de zestien – meestal herdrukken van eerdere artikels en lezingen – had ik de neiging om te zeggen: Geef ons gewoon de citaten. Door in herhaling te vervallen (en slordig te zijn; het derde hoofdstuk is voor een groot deel een herhaling van het eerste, vaak woordelijk), wordt het boek pamfletair.

Nuttig voor wie een leesbare, zij het beetje drammerige introductie wil in de Oostenrijkse School. Overbodig voor wie al thuis is in de Oostenrijkse School. Socialisten zal Boettke er niet mee aan het twijfelen brengen. Lees Hayek zelf.

*Liberal Solidarity. The Political Economy of Social Democratic Liberalism* (2021)

Met Liberal Solidarity ambieerde de Britse econoom en hoofdredacteur van de Journal of Institutional Economics Geoffrey Hodgson een manifest te schrijven voor het sociaal-democratisch liberalisme. Het is volgens hem de enige stroming die na het faillissement van zowel het socialisme als het “neoliberalisme” de problemen van de Westerse democratieën kan oplossen en een dam kan opwerpen tegen het populisme.

Liberal Solidarity is voor een deel ook het relaas van Hodgsons persoonlijke intellectuele evolutie, van marxist-socialist in de jaren 1970 naar wat hij dus sociaal-democratisch liberalisme noemt.

Het socialisme werkt niet, zegt Hodgson nu luid en krachtig. Liberalisme en democratie zijn niet compatibel met staatssocialisme. Die afwijzing van het socialisme moet geïnterpreteerd worden tegen de achtergrond van de Britse politiek, waar Labour er nog niet toe gekomen is om helemaal de overgang te maken van “echt” socialisme, met nationalisatie en centrale planning als speerpunten, naar een sociaaldemocratie die die speerpunten afgezworen heeft, maar die wel een belangrijke pragmatische rol ziet voor de overheid in onder meer welzijn, werkgelegenheid en marktregulering.

De situatie is helemaal anders in Duitsland, bijvoorbeeld, waar de sociaaldemocratische SPD op haar Bad Godesberg congres in 1959 al het staatssocialisme afzwoer: “Wettbewerb [vrije concurrentie] soweit wie möglich – Planung soweit wie nötig.

De positie die Hodgson inneemt, maakt hem vooral in de Britse politiek moeilijk te plaatsen. “Some socialists regard me as a dangerous neoliberal. Some free marketeers think of me as a socialist in liberal clothing. In truth, I am neither of these.” (p viii)

Nochtans kent Hodgson in de Britse politieke geschiedenis illustere voorlopers. William Beveridge, de grondlegger van de naoorlogse Britse welvaartstaat, en John Maynard Keynes, de nemesis van veel neoliberalen, waren overtuigde Liberals.

Hodgson zweert overigens het gebruik van de term neoliberalisme af. Het is een stroman geworden, een term die enkel nog gebruikt wordt als scheldwoord door mensen die hem nooit definiëren:

“In a context of enduring ‘agoraphobia’ [vrees en afkeer van markten] on the modern left, ‘neoliberalism’ has become a blunt term of abuse for anyone defending a role for private enterpise and trade. … The imprecise and diverse deployment of the word ‘neoliberalism’ has massively undermined its usefulness.” (p 35-36)

Hodgson definieert de term wel (p 35-38), omdat hij wel degelijk een gedachtenstroming over politieke economie dekt waartegen het sociaal-democratisch liberalisme zich afzet, maar stelt een alternatief voor: Austro-Chicago liberalism (p 36). Niet zeker of die echt zal aanslaan.

Hodgson beschrijft dat Austro-Chicago liberalism (a la Boettke) in een elfpuntenprogramma en stelt:

Liberal solidarity rejects all these views. Their proponents do not invoke the classical liberalism of liberté, égalité and fraternité. They imply a narrow view of liberty, stressing economic freedom and property above everything. Austro-Chicago liberalism does not concern itself with economic inequalities of income, wealth, or corporate power. Fraternity or solidarity are invisible. (p 37)

Anderzijds verwijt hij de critici van dat “neoliberalisme” dat ze het sociale kind met het liberale badwater wegsmijten. Sociaaldemocraten, zo stelt hij, moeten een positieve case maken voor de markt, voor concurrentie en voor het kapitalisme.

Dat pleidooi van Hodgson is gebaseerd op historische argumenten, maar vooral op wat hij ziet als een noodzakelijke samenhang met waarden die onder socialisme in de verdrukking komen: efficiëntie, democratie, individuele vrijheid en pluralisme.

(M)arkets are essential in any complex economy, for relative efficiency, and to make genuine devolution and plurality of power possible. (viii)

En:

A market economy does not guarantee democracy. But the absence of markets ensures its elimination. (p 249)

Dat Hodgson ook efficiëntie als fundamentele waarde meeneemt, is wijs. Hij zit daarmee op de lijn van onder meer de Canadese filosoof Joseph Heath, die er de hoeksteen van zijn verdediging van de welvaarstaat van maakt.

Maar Hodgson werkt het efficiëntie-argument te weinig uit. En vooral: het sluitstuk van zijn pleidooi voor Liberal Solidarity is, telkens weer, een beroep op of oproep tot deugdzaamheid en idealisme.
Ja, geeft hij toe (in een discussie met Hayek, die hij bijna even vaak citeert als Boettke dat doet), misplaced idealism kent a tragic history. Maar it is no excuse to abandon high ideals (p 102).

Afkeurend:

(T)he notion of the good is deemed to be a purely private matter. Each person is declared free to judge virtue for herself and is granted liberty to pursue that private vision. (p 114)

Hodgson betreurt het, maar ziet blijkbaar niet dat die afkeuring moeilijk te rijmen valt met zijn pleidooi voor pluralisme.

En in het hoofdstuk over Markets, motivation and morality:

The maintenance and reinvigoration of moral committments and motivations at the regional, national and international levels is a major challenge for modern liberalism. We must promote a culture of moral dedication. The future of liberal-democratic institutions depend on it. (p 153)

In het hoofdstuk over de klimaatcrisis, nadat hij het socialisme afgewezen heeft als oplossing en gepleit heeft voor een herconfiguratie van het kapitalisme:

Liberal solidarity offers a way forward, particularly by stressing the importance of moral motivation, the need for solidarity with future generations, the need for international cooperation and the innovative potential of modern capitalism. (p 227)

Je kan het er zo moeilijk mee oneens zijn.

Maar de vervelende vraag die we ons telkens weer moet stellen, is: Hoe gaan we dat organiseren, die moral committments and motivations at the regional, national and international levels? “Stressing the importance of moral motivation“? Zeker doen. Maar hoe gaan we ervoor zorgen dat miljarden mensen ook handelen naar die (welke?) moral motivation?

Het werkt niet, zouden we ondertussen moeten weten. Of het werkt enkel in zinloze en meestal anti-pluralistische discussies: Mijn deugdzaamheid en goede wil zijn beter dan die van jou.

Deugdzaamheid is, in de woorden van Heath, een non-operationalizable psychological concept. Een beroep op deugdzaamheid werkt niet; we zouden het moeten verbannen uit onze politiek-economische discussies en argumenten.

Welnu?

Kan de markt / de overheid / de economische wetenschap de wereld redden?

Wat hebben we bijgeleerd? Om te beginnen dat de vraag te simpel is.

Jean Tirole maakt min of meer waar wat hij belooft in de titel. Het dikke boek biedt een goed overzicht van waar en hoe de economische wetenschap kan helpen de Grote Problemen aan te pakken. Maar het is … saai. En het valt tussen twee stoelen.

Boettke en Hodgson zijn twee degelijke denkers die heel uiteenlopende, soms radicaal tegenovergestelde antwoorden geven op dezelfde vraag. Hoe kan dat nu? Beiden hebben ze hun boeken voor een deel ook geschreven tégen welbepaalde ideeën en dus ook mensen. Wat voor zin heeft dat? Die mensen lezen die boeken toch niet?

Het zou kunnen leiden naar wanhoop of cynisme. Maar laten we positief blijven. Na de lectuur van alvast deze drie boeken, een zelfonderzoek naar en het uitschrijven van onze teleurstelling en frustratie, hebben we toch wel wat dingen bijgeleerd. We zijn still confused, but on a higher level, zoals een van mijn leermeesters het zou uitdrukken.

En toch ook, nota aan mezelf: Geen boeken meer lezen die in hun titels en programma de ambitie tonen om de wereld te verbeteren. In een afsluitend hoofdstuk misschien. Maar niet als programma voor het boek.
Ze zijn het equivalent van “How to …” boeken voor persoonlijke ontwikkelingen of management.

Of zoals een andere leermeester, wijlen Gaston Durnez, waarschuwde: Mijd de achterflap en ‘t liegen.


Zondag quote

Naar aanleiding van de 175ste verjaardag van de publicatie van het Communist Manifesto.

[The bourgeoisie] has been the first to show what man’s activity can bring about. It has accomplished wonders far surpassing Egyptian pyramids, Roman aqueducts, and Gothic cathedrals … The bourgeoisie, by the rapid improvement of all instruments of production, by the immensely facilitated means of communication, draws all, even the most barbarian, nations into civilisation. …
The bourgeoisie has subjected the country to the rule of the towns. It has created enormous cities, has greatly increased the urban population as compared with the rural, and has thus rescued a considerable part of the population from the idiocy of rural life. …
The bourgeoisie, during its rule of scarce one hundred years, has created more massive and more colossal productive forces than have all preceding generations together. Subjection of Nature’s forces to man, machinery, application of chemistry to industry and agriculture, steam-navigation, railways, electric telegraphs, clearing of whole continents for cultivation, canalisation of rivers, whole populations conjured out of the ground — what earlier century had even a presentiment that such productive forces slumbered in the lap of social labour?

Karl Marx, Friedrich Engels (February 21, 1848), Manifesto of the Communist Party, ch 1

*‘Something Was Badly Wrong’: When Washington Realized Russia Was Actually Invading Ukraine*

Dit, dames en heren, is journalistiek. Na gesprekken met zowat alle sleutelfiguren in de Amerikaanse en Europese regeringen die rechtstreeks betrokken waren in de aanloop naar de oorlog in Oekraïne, maakte Politico een van de knapste stukken journalistiek die ik tot nu toe gelezen heb over het conflict.

Wat was de journalistieke uitdaging?

Vier van je knapste buitenlandreporters, Erin Banco, Lara Seligman, Nahal Toosi and Alexander Ward, doen in de aanloop naar de oorlog tientallen gesprekken met alle sleutelfiguren, vooral in de Amerikaanse regering, maar ook daarbuiten. Je verzamelt tonnen materiaal over een verhaal dat de hele wereldpers al een jaar lang dag aan dag brengt. Als er uit de interviews echte primeurs kwamen, of smoking guns, dan heb je die al gebracht in je dagelijkse berichtgeving. Toch voel je dat er, een jaar na het uitbreken van de oorlog, en twee jaar nadat de tekenen duidelijk werden, nood is aan een gedetailleerde recap. Je weet dat er in dezelfde week honderden van die recaps zullen verschijnen.

De voor de hand liggende journalistieke reflex is dan om bij de eerste verjaardag een van de vele samenvattende verhalen en analyses te schrijven, waar je wellicht wat conclusies aan toevoegt.

Politico deed het anders. De vier journalisten distilleerden 374 quotes (ja, ik heb ze geteld) uit de tientallen interviews. Samen met een externe journalist en schrijver, Garrett Graff, schikten ze die quotes chronologisch in twaalf hoofdstukken, van I. The Buildup on the Border. ‘Something Was Badly Wrong’ tot XII. Collective Resolve. ‘A Long, Grinding Fight’.

In plaats van te proberen de zoveelste terugblik of analyse te maken waar je hier en daar een van de quotes aan toevoegt, beslis je gewoon de 374 quotes na elkaar te geven. Zonder commentaar; zonder tussenteksten. Enkel een collectie sterke foto’s om het verhaal te ritmeren.

Het resultaat van deze supersimpele format-ingreep is dus de beste terugblik op de voorbije twee jaar die ik gelezen heb. Zelden werd de typering van journalistiek als first rough draft of history door toenmalig voorzitter en uitgever Philip L. Graham van de Washington Post zo belichaamd als hier. En wees gerust, hoewel je het (voorlopige) einde kent, leest de aaneenschakeling van citaten als een trein.

Politico, opgericht in 2007 en sinds 2021 eigendom van de Duitse mediagroep Axel Springer, bevestigt hiermee zijn reputatie als een van de publicaties die door de combinatie van klassiek journalistiek toptalent, de durf om te innoveren met formats en tone-of-voice die verder gaan dan het klassieke artikel, en nieuws op internetritme aan de top staan van de hedendaagse journalistiek.

De reportage Un président, l’Europe et la guerre van de Franse documentairemaker Guy Lagache, die deze week vrijdag nog eens op Canvas te zien was, komt zeker in de buurt qua first rough draft of history. Maar ze haalt haar kracht toch vooral uit de embedding van de journalist, die wekenlang de toestemming kreeg om in de buurt van president Macron rond te hangen. Ook terwijl hij met Poetin belt.

Lees vooral de hele Politico-reportage. En bekijk de Franse documentaire.

Een van de dingen uit de Politico-reportage die bij mij zijn blijven hangen (nogmaals: geen primeurs of smoking guns), is hoe belangrijk en complex de rol van communicatie is geweest:

De beslissing van de Amerikanen om een groot deel van hun intelligence over de voorbereidingen door Rusland vrij te geven, zowel aan het publiek als aan de bondgenoten, was heel weloverwogen en is zeer zorgvuldig uitgevoerd. Het doel van de beslissing was tweeërlei: enerzijds bondgenoten overtuigen dat dit écht verder ging dan militaire oefeningen. Dat was nodig, want tot op het laatste bleven de Europese leiders geloven dat Poetin niet zou binnenvallen.

Anderzijds was het een communicatiestrategie naar het grote publiek en de bondgenoten om Poetins narratief en false flags te counteren: beating Putin’s lie to the punch. De zorgvuldigheid was natuurlijk ingegeven door bezorgdheid over het prijsgeven van bronnen; ze vergde heel intense communicatie tussen verschillende overheidsdiensten over wat wel en niet kon worden prijsgegeven.

Dit gebeurde tegen een achtergrond waarin de Amerikanen wel degelijk beseften dat ze met de imago-erfenis zaten van de valse getuigenis over Iraakse massavernietingswapens door toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell negentien jaar geleden voor de VN Veiligheidsraad. Wat als ze deze keer weer fout zaten?

Iemand uit de regering Bush die er destijds bij was, sms’te Derek Chollet, adviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken, met een duidelijke verwijzing naar het Powell-debacle: “I really hope you guys are right. I’m just worried about the damage to U.S. credibility if you’re wrong about this invasion.”

Antwoordde Cholet: “This is one time I really want to be wrong, but I don’t think I am. But I would take the hit to our reputation if I were wrong.”

De nieuwe communicatiestrategie van de Amerikanen was ook ingegeven door wat achteraf gezien een minder goede strategie was gebleken in de communicatie over de inval van Rusland in de Krim in 2014.

Waar ik zelf nog onvoldoende bij had stilgestaan, is de rol van veranderde communicatiemiddelen en -omgeving. Woordvoerder Emily Horne van de Nationale Veiligheidsraad van het Witte Huis ziet drie low-tech veranderingen met een grote impact. Satellietbeelden waren in 2014 nog classified spionagemateriaal. In 2021-2022 kon iedereen met internettoegang de opbouw aan de grens met Oekraïne quasi-live volgen. De explosie in burgerjournalistiek maakte ook dat mensen in Oekraïne en elders live hun waarnemingen doorstuurden naar de rest van de wereld. Een derde verandering tegenover 2014 is dat het publiek, met wat in de jaren sindsdien gebeurd is, echt wel vertrouwd is geraakt met (en deels gewapend tegen) de termen en de werking van desinformatie en misinformatie.

Een vraag waar ik mee zit en waarover ik nog niet veel had gelezen: hoe komt het dat Rusland, met al zijn cybercapaciteiten, er blijkbaar niet in geslaagd is Oekraïne digitaal plat te leggen?

Een deel van het antwoord, maar zeker niet de volledige toedracht, komt uit een quote van generaal Paul Nakasone, directeur van de National Security Agency en bevelhebber van de U.S. Cyber Command:

We sent a [U.S. Cyber Command] team forward, and they land in Kyiv on the fourth of December [2021]. Within a day or two, the leader calls back, and she tells my Cyber National Mission Force commander, her boss, “We’re not coming home for a while. In fact, send more people.” We sent our largest “hunt forward” package into Kyiv. That stays there for a little over 70 days.

Slotconclusies, buiten de bewondering voor het journalistiek huzarenstuk:

  • Je kan moeilijk anders dan bewondering hebben voor de grondigheid, het organisatietalent, en de drive waarmee de Amerikanen dit hebben aangepakt. Tot spijt van wie het benijdt of er graag schamper over doet.
  • Hebben wij in Europa, nationaal of op EU-vlak, een gelijkaardige grondigheid, organisatietalent, of drive? Ik weet het eerlijk niet. Er zijn tekenen dat het EU-niveau in deze crisis een rol heeft gespeeld die het tot nu toe nog niet had gespeeld.
    Het Belgische Cyber Command werd pas vorig jaar oktober opgericht als onderdeel van het leger. Het Amerikaanse Cyber Command bestaat als sinds 2009 als onderdeel van het National Security Agency en sinds 2017 als aparte divisie in het Amerikaanse leger.
  • Als burger vraag je je, soms ongerust, af hoe belangrijke beslissingen in belangrijke zaken worden genomen. Net zoals Un président, l’Europe et la guerre geeft het stukje oral history van Politico daar een unieke inkijk in. Op een of andere manier blijf ik achter met een geruster gevoel dan tevoren.
  • Er is één zekerheid: nooit krijgen we een gelijkaardig verhaal te lezen over hoe het er in de voorbije twee jaren aan toe is gegaan aan de top van de Russische regering.

Maar lees dus vooral het hele ding.


Onze regelgevende staat: een greep van drie weken

Het nieuws over de publicatie van het Vlaams subsidieregister komt toevallig en wonderwel op het einde van een periode van een kleine drie weken waarin ik, als experiment, krantenkoppen heb verzameld over (niet enkel Vlaamse) regelgeving, ideeën over (meer) regelgeving, subsidies en voorstellen voor nieuwe subsidies.

Het lijstje krantenkoppen staat in de tabel hieronder. Geannoteerd met korte verduidelijkingen en commentaren waar dat nuttig was.

Het idee voor het experiment werd waarschijnlijk ingegeven vanuit een onbewuste frustratie dat er niet zoiets als een (Vlaams) subsidieregister bestond. Het is een zeer onvolledige en hoofdzakelijk kwalitatieve poging om een beetje gevoel te krijgen van de regel- en subsidiedrang van onze overheden en van de dynamieken die daarbij spelen.

De berichtgeving over de publicatie van het Vlaamse subsidieregister werd overigens al meteen op corrigerende commentaren onthaald. “Zeggen we niet beter “sociale investeringen” dan “subsidies”?” En “Het frame van subsidieslurpen wordt nog eens uit de kast gehaald. Of hoe De Standaard een bepaald discours versterkt. Waar is het frame ‘maatschappelijke investeringen in de levenskwaliteit van de Vlaming met een uitgesproken economische return’?”

Het is niet altijd duidelijk welk beeld over de taak van de overheid achter deze commentaren schuilt. Maar een ietwat achterdochtige interpretatie (die zeker toepasbaar is op sommige van deze commentaren) is deze: De overheid weet (of beslist) wat “goed” is voor de mensen; daaruit leidt ze beleidsdoelstellingen af; op basis daarvan vaardigt ze regels uit en subsidieert ze.

Mijn motivatie voor het kleine experiment kwam er ook uit onvrede met deze manier van denken, alleszins met de achterdochtige interpretatie ervan. Als het lijstje van amper drie weken iets aantoont, dan is het dat er een subsidie- en regelgevingdynamiek bestaat die redelijk onstuitbaar is. We besteden daar te weinig aandacht aan. En ergens dreigen we zicht en kritische zin te verliezen op wat een liberale en democratische overheid is en zou moeten doen.

Concreet:

  • Een liberale democratische overheid is neutraal. Ze is er niet om doelen te stellen, maar om individuën te helpen hun eigen doelen te bereiken. Het is ontstellend hoe vaak deze eenvoudige regel, die deel zou moeten uitmaken van ons collectief politiek bewustzijn, in discussies vergeten wordt
  • We hebben een te abstracte en daarom ook te welwillende visie op “de overheid”. Het is niet “de overheid” die beslist over regelgeving of subsidies. Uit de willekeurige greep krantenkoppen en de verhalen erachter blijkt: het zijn mensen, ces gens qui nous gouvernent, slimme en minder slimme, rechtschapen en minder rechtschapen, sterke en zwakke
  • Daarbij aansluitend: een van de belangrijkste functies van representatieve democratische instellingen zou moeten zijn om de voordelen in toom te houden die naar de georganiseerden vloeien, in plaats van naar het grote publiek, dat structureel in het nadeel is als het gaat om de verdediging van hun belangen
  • Wie door het lijstje gaat, zal weinig individuele voorstellen of maatregelen vinden waar we echt tegen zijn. Maar dat is niet het punt. Het punt is, eenvoudigweg: oneindige behoeften, beperkte middelen. Voor elke bijkomende subsidie of regel zou er minstens een moeten sneuvelen. Ja, er moeten regels zijn, en subsidies. De moeilijke vraag is: hoeveel
  • In de beoordeling van subsidies en regelgeving is efficiëntie een zwaar ondergeapprecieerd en -benut criterium

Dat efficiëntiecriterium wijst meteen naar de volgende stap na de publicatie van het subsidieregister. Voor elke bestaande of nieuwe subsidie en elke bestaande of nieuwe regelgeving zou er een kostenbatenanalyse moeten komen. Kostenbatenanalyse is een instrument dat door de jaren voldoende verfijnd is geraakt om de job te doen: oordelen of subsidies en regels voldoen aan de criteria hierboven.

De titel die de Canadese filosoof Jospeh Heath meegeeft aan het hoofdstuk over kostenbatenanalyse in zijn recent boek The Machinery of Government. Public Administration and the Liberal State zegt het helemaal: Cost-Benefit Analysis as an Expression of Liberal Neutrality. In het hoofdstuk geeft Heath een definitief overzicht van de onmisbare rol van kostenbatenanalyse in overheidsbeleid. Hij overloopt en countert ook de kritieken die de methode al gekregen heeft.

Met kostenbatenanalyse, zegt Heath, stelt de overheid de fundamentele vraag: Wat zouden mensen onder elkaar zelf hebben afgesproken, mocht er geen marktfalen geweest zijn dat overheidsingrijpen met subsidies of regels noodzakelijk maakte?

De discussie over herverdeling of ongelijkheid, die te vaak discussies over subsidies of regels komt vertroebelen, staat daar in eerste instantie los van. Het is pas in tweede instantie, na de uitkomst van de kostenbatenanalyse, dat we kunnen beslissen of de eventuele verliezers van een bepaalde maatregel of subsidie kunnen of moeten worden gecompenseerd door de winnaars, of door de overheid.

De reden waarom efficiëntie weer primauteit moet krijgen, is eenvoudig. Met inefficiëntie verliest iedereen (lose-lose); met ongelijkheid is er toch tenminste een partij die wint (win-lose). Inefficiëntie ondergraaft dus in ergere mate het draagvlak voor overheidsbeleid. We zien het gebeuren, maar wenden onze ogen en aandacht af, vaak onder het mom van goeddoenerij.

Voor de zekerheid nog eens: de discussie over herverdeling en ongelijkheid moet er komen, maar het is een aparte discussie, die na de kostenbatenanalyse komt.

Efficiëntie en effectiviteit zijn te vaak weeskinderen in het (progressieve) politieke denken. Het resultaat is dat we ons stilaan hebben laten bedwelmen door een besparingsretoriek. Het feit dat een overheid en individuele politici gebruik maken van en gehoor vinden met die retoriek, is het beste bewijs dat we de instrumenten en de attitude missen om informatie te verzamelen en effectiviteit te beoordelen van concrete beleidsmaatregelen.

Een subsidieregister en kostenbatenanalyse zijn de tools om die beoordelingen te maken.

Naar het lijstje dan.

De krantenkoppen zijn verzameld tussen 6 februari en 22 februari. Ze komen hoofdzakelijk uit De Standaard en De Tijd. Er zit ook een zeldzame tweet tussen. Ze staan min of meer chronologisch, 6 februari bovenaan. Ik denk dat de lijst van dertig bestaande of aangekondigde subsidies of regels – natuurlijk onvolledig en er zitten ook dubbels tussen – min of meer representatief is voor het tempo en de dynamiek van regels en subsidies doorheen het jaar.

Uit de lijst blijkt:

  • Het Vlaams subsidieregister zou moeten worden aangevuld door een Belgisch én een Europees register
  • Het subsidieregister zou moeten worden aangevuld met een regelgevingregister. Regelgeving heeft vaak een belangrijker budgetaire en efficiëntie-impact dan subsidies, is zeker zo onderhevig aan regulatory capture (de nefaste invloed van lobbygroepen), en de totstandkoming ervan is vaak nog veel minder transparant dan rechtstreekse subsidies
  • Wel wat krantenkoppen zondigen tegen een van de basisprincipes die mijn leermeester Lode Bostoen destijds meegaf aan de journalisten van De Standaard en Het Nieuwsblad: geen titels met “wil”; als we daarmee beginnen staat de krant vol met politici die iets willen
  • Elk van deze maatregelen zal geld kosten of kost al geld, al is het voor de organisatie ervan
  • Tegenover die kosten wordt zelden nog maar een zweem van kostenbatenanalyse voorgesteld, noch voor bestaande subsidies of regels, noch voor geplande
KrantenkopUitleg, commentaar
Vivaldi bereikt akkoord over make-over van uw energiefactuur
Wie gaat met de winst op appels en peren lopen? Vlaams minister van Omgeving, Zuhal Demir (N-VA), de fruitboeren en de Boerenbond pleiten voor een eerlijkere verdeling van de winstmarge, zonder dat de eindconsument in de winkel meer hoeft te betalen.
Onze fruitboeren moeten vandaag hun fruit verkopen aan prijzen die hun kosten niet dekken. Zo kan het niet verder! (Jo Brouns – Twitter) Enkel met een snelle bekrachtiging van het Strategisch Plan geven we onze fruitboeren het broodnodige perspectief in de evolutie naar een duurzaam landbouwmodel.
De federale regering moet snel overgaan tot actie en regulering binnen de agrovoedingsketen. (Zuhal Demir – Twitter)
‘Overheid overschat de energiewinst die massaal isoleren oplevert’
Onbetaalde verkeersboete gaat straks van loon af
Meer steun voor geadopteerden en al wie zoekt naar herkomstMinister Crevits geeft het Afstammingscentrum meer middelen.
Diependaele bepleit wapens voor mobiele belastinginspecteurs
CD&V heeft onderwijsplan klaar: ‘Strijden tegen afvinkcultuur’– Meer extralegale voordelen (zoals fietsleasing) voor leraars
– Introduceer oefenscholen
– Scholen ontzorgen: brugfiguren structureel maken
Voortaan overal in Vlaanderen asbestophaling aan huisWie nog met asbest zit, kan dat thuis laten ophalen door de gemeente. Vlaamse subsidies houden de kostprijs laag.
Vlaanderen gooide Wallonië uit cruciale database voor vrachtvervoerUit onvrede over onbetaalde rekeningen maakte Vlaanderen een database voor gevaarlijke wegtransporten ontoegankelijk voor Wallonië. Waalse vrachtwagenchauffeurs konden daardoor meer dan een maand lang een cruciale vergunning niet vernieuwen.
Calimero of kosmopoliet? (Opinie Ive Marx)Een van onze ­studieprogramma’s dreigde de drempelwaarde van 18,33 procent Engelstalige opleidingsonderdelen te overschrijden. … De Vlaamse taalreglementering bezorgt ons aan de universiteit slapeloze nachten.
Gent dreigt ermee honderden leegstaande huizen tijdelijk zelf te verhuren
Antwoord EU op groene subsidies van Biden krijgt vorm‘Het beschikbare geld en de bestaande financiële instrumenten kunnen gemobiliseerd worden voor snelle en gerichte steun in strategische sectoren’, staat er in de slotconclusies. Volgens de Commissie gaat het zeker om minstens 250 miljard euro.
Big oil betaalde miljarden aan overwinstbelastingen
Wijn wordt alcohol voor industrieDe Franse regering trekt 160 miljoen euro uit om wijnoverschotten om te zetten in alcohol voor de industrie. … Het geld, dat voor de helft uit Europa komt, is bestemd voor de distillatie van 2,5 miljoen hectoliter wijnoverschotten.
Vivaldi akkoord over veelbesproken subsidies krantenbedelingDe federale regering is het vrijdag eens geraakt over een jaarlijkse subsidie van 125 miljoen euro om tussen 2024 en 2027 de kranten te bedelen. … Ook vzw’s, vakbonden en andere organisaties kunnen aan goedkopere tarieven hun magazines opsturen naar de leden.
Overheid geeft amper inzage in miljardenorders
PS wil werkgevers beboeten als ze te weinig 60-plussers in dienst nemen
Gezocht: bedrijven met geloofwaardig klimaatplanDe talloze klimaatdoelen en -ambities van grote bedrijven zijn ‘niet geloofwaardig’, blijkt uit nieuwe doorlichtingen. Ngo’s pleiten voor strengere wetgeving om greenwashing te vermijden.
35 miljard euro voor gezondheid, maar amper controle Zorgverstrekkers en ziekenfondsen verdelen vandaag 35 miljard, terwijl de politiek maar vanop de zijlijn wat kan proberen bij te sturen. De sociale partners hebben onnoemelijk veel macht, maar het overleg blokkeert. Er is geen visie.
Hoe Ineos de grootste Vlaamse waarborg ooit kreeg De waarborg van een half miljard voor Ineos tast de limiet van de slagkracht van Gigarant af
Subsidiekraan voor laadpalen e-trucks gaat openVlaams minister van Mobiliteit, Lydia Peeters (Open VLD), stelt 5 miljoen euro beschikbaar voor bedrijven die laadpalen voor vrachtwagens willen installeren.
Vlaams inburgeringsexamen wordt strenger
Experts: ‘Burgerbevraging van 2 miljoen over staatshervorming niet representatief’
Overheidssteun voor fossiele brandstoffen was nog nooit zo grootOm de consumenten te beschermen hebben overheden vorig jaar wereldwijd zo’n 1.000 miljard dollar aan subsidies voor fossiele brandstoffen uitgegeven.
Metro 3, alles loopt zoals voorzien De nieuwe metrolijn tussen Vorst en Evere kost veel meer dan geraamd, zal veel later klaar zijn dan gepland en zal de mobiliteits­problemen in het Brussels Gewest niet oplossen. Chris Kesteloot is niet verbaasd.
De kosten van Metro 3 worden nu op 2,65 miljard euro geraamd, meer dan de helft van de jaarinkomsten van het gewest in 2021.
Maar het staat nu al vast dat het project uiteindelijk meer dan 3 miljard euro zal kosten.
De opening van de nieuwe ­metrolijn was oorspronkelijk gepland voor 2018, nu is dat voor 2032, maar het is realistischer om de inhuldiging in de jaren 2040 te verwachten.
Sociale woningbouw krijgt maar derde van budget op
Gewezen Waalse minister Serge Kubla krijgt twee jaar voorwaardelijk voor omkoping en witwassenCommentaar: It’s a feature, not a bug
17,8 miljard euro Vlaamse subsidies Subsidieregister

De belangrijkste verkiezingen van 2023

Dit jaar zijn er belangrijke verkiezingen gepland in onder meer Turkije (mei, president en parlement), Pakistan (oktober, algemene verkiezingen), Polen (oktober-november, parlement), Oekraïne (oktober?, parlement) en de Democratische Republiek Congo (december, algemene verkiezingen).

Het zijn allemaal datums om in het oog te houden. Maar de belangrijkste verkiezingen dit jaar, in termen van aantal stemgerechtigden en impact op het land én op de rest van de wereld, zijn wellicht toch die in Nigeria, nu zaterdag 25 februari.

In de Vlaamse kranten zijn er voor zover ik kon nagaan nog geen voorbeschouwingen geschreven. In de Nederlandse wel enkele.

Nigeria, de Giant of Africa, heeft met 218 miljoen inwoners veruit de grootste bevolking van het continent. Ethiopië (122 miljoen), Egypte (107 miljoen) en de DRC (97 miljoen) volgen op afstand.

Met een mediaanleeftijd van 17 jaar is het ook een van de jongste landen ter wereld, en zal het dus ook een van de sterkste groeiers zijn. Volgens sommige voorspellingen is het land op weg om het tweede grootste ter wereld te worden, na Indië.

Tot nu toe heeft Nigeria dat enorme bevolkingspotentieel maar ten dele weten om te zetten in economische groei. Het economisch verhaal van het land heeft “Gemiste Kansen” en “Slechte Leiders” in hoofdletters bovenaan staan, met ergens in de ondertitel “Hoop”.

Dankzij het groot bevolkingsaantal is Nigeria’s Bruto Binnenlands Product sinds ergens begin deze eeuw groter dan dat van Zuid-Afrika, dat daarvoor de grootste economie van Afrika was. Maar omdat de economische groei de jongste jaren achterbleef op de bevolkingsgroei is het aantal armen in Nigeria toegenomen tot 80 miljoen mensen, of 40 procent van de bevolking, ongeveer het dubbele van het percentage armen in Zuid-Afrika.

Tegen een achtergrond van burgeroorlog, staatsgrepen (negen sinds de onafhankelijkheid in 1960) en schaamteloze corruptie op grote schaal groeide en kromp het land de voorbije decennia op de golven van de olieprijs.

Van het begin van de jaren 1980 tot aan de aarzelende intrede van democratie in 1999 kende het land economische achteruitgang. Dan, van 1999 tot aan het begin van de eerste ambtstermijn van de huidige president, in 2014, groeide het Bruto Nationaal Inkomen per capita met 150 procent tot 5,240 dollar (PPP, huidige dollars). Nigeria hees zich daarmee naar de bovenkant van wat de Wereldbank de lower middle-income landen noemt. Was een Afrikaans economisch mirakel in de maak?

Het mocht niet zijn. Een combinatie van externe (oliemarkt) en vooral interne factoren duwde de economie sinds 2014 weer achteruit. Vandaag zijn de Nigerianen armer dan in 2014. Vorig jaar stierven meer dan 10,000 Nigerianen door geweld.

De meest absurd-tragische statistiek is deze (Financial Times, betaalmuur): Nigeria subsidieert de prijs aan de pomp, zodat de Nigerianen maar ongeveer 0.4 dollar per liter moeten betalen. Hoe hoger de olieprijs op de wereldmarkt, hoe meer de overheid dus moet betalen. In 2022 besteedde het olieland Nigeria 9.6 miljard dollar aan deze subsidie, 2 procent van het BBP en meer dan de overheidsuitgaven aan gezondheid, onderwijs en welzijn samen.

De Belgisch-Britse ontwikkelingseconoom en -topambtenaar Stefan Dercon vat het in zijn recent boek Gambling for Development zo samen:

Nigeria is not just a country characterised by both extreme wealth and the deepest abject poverty. It also has pockets of innovative entrepreneurship, of the highest intellectual sophistication, of bureaucratic excellence, and of inspiring artists and writers … At times, it is vibrant with unbridled optimism. But it is also home to some of the worst forms of patronage, rent-seeking economic behavior, absurd economic policies, ethnic political competition, poor or at times predatory and corrupt public administration, violence and conflict, and, too often, little hope. (p 164)

Voor de verkiezingen van zaterdag 25 februari zijn er 93.4 miljoen kiesgerechtigde stemmers, van wie de helft jonger dan 34 jaar.

De kranten die de Nigeriaanse verkiezingen wel volgen, zien drie topfiguren tussen de achttien kandidaten. De twee insiders, beiden moslims, zijn Bola Ahmed Tinubu, van de regerende partij All Progressives Congress, en Atiku Abubakar van de People’s Democratic Party. Outsider Peter Obi, van de Labour Party, is christen, en heeft, in tegenstelling tot de twee anderen, zijn machtsbasis in het zuiden.

Veel internationale waarnemers hopen dat Obi het haalt. Hij is met zijn 61 een stuk jonger dan de twee gevestigde kandidaten, spreekt onder meer daarom ook de grote groep jongeren aan, en maakt een scherpere diagnose van wat er fout is in het land (though he is not much better at explaining how he would fix them, voegt The Economist daaraan toe).

In a country that has been badly and repeatedly failed by its leaders, he is easily the best choice“, is de conclusie van The Economist , die hem openlijk steunt.

In heel wat peilingen ligt Obi ook voorop. Maar het databedrijf Stears, dat zich als missie stelt the world’s most trusted source of African data and insight te worden, voorspelt dat het zal afhangen van de opkomst. Bij een hoge opkomst wint Obi met een ruime marge. Maar bij een lage opkomst (zoals in 2019) wordt het Tinubu.

Lezen!

  • Recente toespraak van Peter Obi in Chatham House, Londen. Naar verluidt door miljoenen jonge Nigerianen bekeken
  • Leeswijzer van de New York Times over de verkiezingen
  • Leeswijzer van Al Jazeera
  • Analyse in Foreign Policy door Howard French, journalist en auteur van reportages en boeken over Afrika
  • Goede voorbeschouwing van de Volkskrant
  • Dagelijks verkiezingsnieuws van het gezaghebbende Nigeriaanse magazine The Republic
  • The Continent is een wekelijks Nigeriaans magazine, gemaakt voor Whatsapp, en naar eigen zeggen het meest verspreide magazine in Afrika. De jongste editie heeft een goede leeswijzer en analyse over de verkiezingen.
  • Superhallucinant (lang) verhaal over hoe Bola Ahmed Tinubu, een van de drie topkandidaten en voormalig gouverneur van Lagos, zijn fortuin verdiende als drugsbaron in Chicago. Zijn zoon en dochter zouden als pas-afgestudeerden miljoenenappartementen hebben gekocht in New York. Bijeengezocht na bijzonder minutieus speurwerk door de jonge Nigeriaanse onderzoeksjournalist David Hundeyin, die ook voor onder meer CNN en The Washington Post schreef. Gepubliceerd op zijn Substack West Africa Weekly als longread en ook als videodocumentaire
    Overigens hangen ook rond de twee andere topkandidaten verhalen van oneigenlijk verkregen miljoenen.
  • Eerste twee hoofdstukken van Things Fall Apart, de roman waarmee de Nigeriaanse schrijver Chinua Achebe, de vader van de Afrikaanse literatuur, doorbrak in 1958. Things Fall apart is volgens Wikipedia the most widely studied, translated, and read African novel.

Zondagse quote

We must come to agree that democratic societies, as they now operate, will self-destruct, perhaps slowly but nonetheless surely, unless the rules of the political game are changed. … [We hope that] a new “civic religion” is on the way to being born that will return, in part, to the skepticism of the eighteenth century concerning politics and government and that, quite naturally, will concentrate our attention on the rules that constrain governments rather than on innovations that justify ever expanding political intrusions into the lives of citizens. …
We must redesign our rules, and our thinking about rules with the ultimate aim of limiting the harm that governments can do, while preserving the range of beneficial governmental-collective activities. We plead with our fellow academicians to cease their proffering of advice to this or that government or politician in office. Good games depend on good rules more than they depend on good players. Fortunately for us all, and provided that we understand the reason of rules in the first place, it is always easier to secure agreement on a set of rules than to secure agreement on who is or is not our favorite player.

Geoffrey Brennan, James Buchanan (1985). The Reason of Rules. Constitutional Political Economy, p 166-167

Donderdagse gevarieerde links

  • Bakou Mertens en Arthur Jacobs, beiden doctoraatstudenten van Universiteit Gent, lanceerden zopas een nieuwe blog. The BEconBlog biedt “inzichten en verontwaardiging over de economie”. Op de blog en in een app: een tool om Belgische inkomens- en vermogensongelijkheid te visualiseren.
  • Cato Institute publiceerde zijn achtste Human Freedom Index, met cijfers voor 2020. De index meet vrijheid per land met 83 indicatoren in twaalf domeinen, van onder meer rechtsstaat en vrijheid van godsdienst en meningsuiting op persoonlijk vlak tot overheidsregulering en handelsvrijheid op vlak van economische vrijheid.
    De top 10 voor persoonlijke vrijheid bestaat uit: Zweden, Zwitserland, Finland, Ierland, Ijsland, Estland, Luxemburg, Noorwegen, Denemarken, en Nederland. De drie minst vrije landen voor persoonlijke vrijheid zijn Saoedi Arabië, Yemen, en Syrië. België staat 15de op de rangijst van persoonlijke vrijheid.
    Voor economische vrijheid staat Nederland op 17, België op 45 (!). In de algemene vrijheidsrangschikking staat Nederland op de negende plaats, België op de 21ste.
    Het rapport merkt op dat er in 2020 een scherpe daling was op het gebied van vrijheid. Van 2007 tot 2019 beleefde 79 procent van de wereldbevolking een achteruitgang in vrijheid.
  • De Verenigde Staten zijn berucht om de hoge kosten voor de aanleg van infrastructuur voor openbaar vervoer. Een project in New York kost typisch twintig maal meer per kilometer dan een gelijkaardig project in Seoel. Een groep onderzoekers onder de coördinatie van de NYU Marron Institute of Urban Management lanceerde een website, Transit Costs, waarop ze gegevens verzamelen en vergelijkende visualisaties tonen van transportinfrastructuurwerken van overal ter wereld. De database bevat nu gegevens over projecten in vijftig landen, allemaal samen meer dan 11,000 km. Via Marginal Revolution.
  • Primeval Foods, een Amerikaanse start-up in labovlees, ontwikkelt kunstmatig vlees van onder meer Siberische tijger, luipaard, zwarte panter, leeuw, en zebra. Het vlees zou nieuwe eetervaringen bieden, maar ook bijzondere gezondheidseffecten hebben. Via Scott Alexanders Astral Codex Ten, die opmerkt dat mensenvlees dan in theorie ook mogelijk is, maar dat daar wel regulering over zal komen.
  • De meest succesvolle Hollywoodfilm aller tijden? De Avatar uit 2010 als je enkel kijkt naar de box office. Maar het hangt er ook van af. Information is beautiful maakte lijsten en visualisaties die niet enkel op box office gebaseerd zijn, maar ook op, bijvoorbeeld, hoogste opbrengst per investering. Met deze benadering realiseerde My Fat Greek Wedding een return on investment van 7,375 procent.

Cupido schiet niet willekeurig

Reminder voor romantische zielen: Cupido is niet blind. Wat met een beetje oneerbiedige term assortative mating heet – het fenomeen dat partners elkaar kiezen op basis van gelijkheid van kenmerken zoals onderwijsniveau en inkomen – is een belangrijke factor in de toenemende ongelijkheid tussen gezinnen.

Een invloedrijke studie uit 2014, Marry Your Like: Assortative Mating and Income Inequality, vond dat (1) assortative mating in de Verenigde Staten gevoelig gestegen is tussen 1960 en 2005 en (2) dat de gini-coëfficient, een maatstaf van ongelijkheid, in de VS in 2005 fors lager zou liggen (0.34 in plaats van 0.43) mochten huwelijken op willekeurige basis gebeurd zijn in plaats van assortative.

Ongelijkheidsonderzoeker Branko Milanovic verwijst in zijn boek Capitalism, Alone naar een ongepubliceerde studie die vond dat ongeveer een derde van de toename in ongelijkheid in de VS tussen 1967 en 2007 te wijten zou zijn aan assortative mating (p 39).

In Who Forms a Couple with Whom?, een hoofdstuk uit de studie Well-being in Belgium (2020) vonden onderzoekers van onder meer KULeuven en UAntwerpen dat leeftijd, geloof en onderwijsniveau, in die volgorde, de belangrijkste factoren zijn in assortative mating in België.

Recente studies, onder meer ook van de Gentse onderzoekers Brecht Neyt, Stijn Baert en Sarah Vandenbulcke lijken te suggereren dat assortative mating minder uitgesproken is bij online dating.


Zaterdag quote

Just as there was a tendency in times of material poverty to exaggerate what redistribution of income could do to diffuse what was then the most sought-after prerogative of the contemporary rich, their material comfort, so there is a tendency in times of material affluence to exaggerate what growth can do for diffusion of the new distinctive preserve of the rich, their positional prerogatives.

Fred Hirsch (1977). The Social Limits to Growth, p 68

Uitgelezen (2022) *Trade and Poverty. When the Third World Fell Behind*

Ruim overtijd voor een eindejaarslijstje, maar alsnog: een reeks “Uitgelezen (2022)” met boeken die ik vorig jaar gelezen heb en die het signaleren waard zijn.

Trade and Poverty. When the Third World Fell Behind is al van 2013, maar heb ik dus pas vorig jaar gelezen. De auteur is Jeffrey Williamson, professor-emeritus aan Harvard en University of Wisconsin.

Fascinerend omdat Williamson op zelden geziene wijze economische theorie, geschiedenis en een ton aan data in elkaar verweeft tot een leesbaar verhaal met een belangrijke, tweeledige thesis:

  • Globalisering van de wereldhandel sinds de 19de eeuw zorgde voor economische groei in rijke (de industrial core: eerst West-Europa, dan ook de VS) én armere landen (de periphery).
  • Maar de rijke landen profiteerden meer van globalisering, waardoor de kloof tussen rijke en arme landen groter werd (van ongeveer het dubbele in termen van bnp per capita in 1820 naar 3.5 in 1913). Die kloof is blijven bestaan tot vandaag, maar is sinds 1950 wel kleiner geworden.

Een betere titel dan Trade and Poverty zou eigenlijk Trade and Inequality geweest zijn.

De drijvende factor achter de groeiende kloof tussen de rijke landen en de armere landen was de spectaculaire verbetering van de ruilvoet (de verhouding tussen exportprijzen en importprijzen) in de armere landen. Door de industrialisering in de rijkere landen werden de prijzen van (ingevoerde) afgewerkte producten in die armere landen goedkoper en die van hun (geëxporteerde) grondstoffen duurder. Armere landen gingen zich daardoor toeleggen op de export van grondstoffen.

Dat was, economisch gezien, een logische keuze. Maar ze heeft via drie kanalen wel geleid tot de groeiende kloof, zo veronderstelt Williamson. Door de focus op grondstoffen gingen de armere landen de-industrialiseren en misten ze zo de hogere groei die industrialisatie met zich meebrengt; de opbrengst van hoge grondstofprijzen werd binnen de armere landen ongelijk verdeeld en die ongelijkheid had een nefaste impact op de groei; de grote volatiliteit van de grondstoffenprijzen zorgde vaak voor economische turbulentie, die een rem op de groei legde.

Williamson onderzoekt, en bevestigt, die hypotheses aan de hand van data van inkomens, export- en importhoeveelheden en prijzen van internationaal verhandelde goederen uit 21 landen over de periode van 1800 tot ongeveer 1940.

Williamson eindigt het boek met de moraal van het verhaal voor huidige ontwikkelingsinspanningen (waarvan Stefan Dercons Gambling on Development meer dan enkele echo’s bevat):

Terms of trade booms in the poor periphery can still put the brakes on growth for countries looking to develop. That much has not changed over the past century or two. But countries that have the power and the political will can and have significantly weakened, or even eliminated, that correlation. By adopting pro-growth policies [elite development bargains zou Dercon zeggen], most of the third world has shifted from specializing in primary-product exports to labor-intensive exports, thus breaking the power of primary-product prices on their economy. By adopting the relevant institutions and policies, many countries have found ways to smooth the impact of price volatility. And as the third world gives the vote to the working poor and small urban capitalists, institutions and policies have developed to offset the economic power of rent-seeking interests. Where this process is slow, as in Africa, the old 19th-century economic order prevails. Where this process is fast, as in East Asia, the European periphery, and much of Latin America, the old 19th-century order is long gone. (p 233-234)

Williamson is een van de leidende figuren in wat de cliometrische revolutie en de New Comparative Economic History wordt genoemd. De cliometrische revolutie bracht vooral sinds de jaren 1960 economische theorie en econometrische technieken binnen in de geschiedeniswetenschappen. In New Comparative Economic History, die onder meer onder impuls van Williamson vooral sinds de jaren 1990 opgang maakt, onderzoeken economische historici belangrijke economische vragen zoals de oorzaken van economische groei en van ongelijkheid, het belang van instellingen, en de impact van globalisering door economische processen te vergelijken doorheen de tijd en in verschillende landen en regio’s.

De achterliggende boodschap is dat we veel kunnen leren over de Grote Vragen als we even de focus verleggen van kortetermijnevoluties naar de langere termijn, waarbij we ons laten leiden door wat data ons vertellen (in plaats van kwalitatieve interpretaties van de geschiedenis). Het is een boodschap die heel wat economisten maar ook opiniemakers nog niet helemaal begrepen hebben.

Voor niet-economen zal Trade and Poverty hier en daar worstelen zijn, maar de worsteling loont de moeite. Williamson schrijft helder en het boek toont heel de tijd hoe intrigerend en verhelderend de combinatie van economische theorie, data en geschiedenis kan zijn.

Het resultaat is een onderbouwde en door data gevoede nuance op de te eenvoudige analyse dat de rijke landen rijk geworden zijn door de arme landen te gaan plunderen (“Stelen van de armen? Geen goed business plan,” schrijft economische historica Deirdre McCloskey in Bourgeois Dignity: Why Economics Can’t Explain the Modern World, p 156). Het levert een beter inzicht in hoe armere landen vandaag kunnen groeien.


Vrouwen aan de macht in financieel-economische berichtgeving

Deze maand is een keerpunt in de geschiedenis van de financiële en economische berichtgeving. Nu Emma Tucker de functie opneemt van hoofdredacteur van The Wall Street Journal, worden de drie grootste en meest invloedrijke financieel-economische publicaties ter wereld, The Wall Street Journal, de Financial Times en The Economist, geleid door vrouwen.

Samen staan ze voor een betalende oplage van 5.6 miljoen (wellicht nog overwegend mannen), waarvan 3.8 miljoen digitale abonnees.

De Britse Emma Tucker (1966) begon haar loopbaan bij de Financial Times in 1990. (Ergens begin jaren 1990 had ik een lang interview met haar tijdens een reportagetrip in Londen over post-Thatcher Groot-Brittannië.) Van 1994 tot 2000 was ze vanuit Brussel Europacorrespondent voor de FT. Van 2007 tot 2022 werkte ze in verschillende leidinggevende posities voor The Times.

De Brits-Libanese Roula Khalaf (1965) startte haar journalistenloopbaan bij het Amerikaanse magazine Forbes en begon in 1995 als correspondent buitenland bij de Financial Times, waar ze eerst opklom tot adjunct van toenmalig hoofdredacteur Lionel Barber en dan, in januari 2020, tot hoofdredacteur.
In een interview met de Engelstalige Spiegel vertelt ze dat op de redactie van de FT twee bots zorgen voor evenwicht in de berichtgeving:

The “Janet” bot alerts us when the number of women pictured on the website falls below a defined minimum. And the “She Said, He Said” bot tracks how many women we quote in our texts.

De Britse Zanny Minton Beddoes (1967) leidt The Economist sinds 2015. Zij begon haar loopbaan als adviseur van de Poolse minister van Financiën in 1992 en werkte twee jaar voor het IMF. In 1994 begon ze voor The Economist te werken als journalist.

Heather McGregor, provoost en vice-directeur van de Heriot-Watt University in Dubai, vraagt zich in een artikel in The Conversation af wat het effect zal zijn van dit vrouwelijk journalistiek leiderschap op de zakenwereld. Zij voorspelt dat “women leading the most respected financial commentary in the world can’t fail to help other women in this regard.”

McGregor signaleert ook nog dat de Britse watergroep Severn Trent met de aanstelling van Helen Miles als Chief Financial Officer vanaf april 2023 het eerste grote beursgenoteerde FTSE100 bedrijf wordt met een volledig vrouwelijk topteam (CEO, CFO en voorzitter).