*Verschuivingen*

Ik wil niet de man worden die beweert dat alles vroeger beter was“, zegt auteur Stefan Hertmans in een interview in De Standaard naar aanleiding van de publicatie van zijn verzameling korte essays vorig jaar.

De afnemers van het interview maakten van het “vroeger alles beter” citaat van Hertmans de titel van hun artikel. Een beetje stout, denk ik. Want dat vroeger alles beter was, is helaas wel een terugkerend motief in Verschuivingen.

Als het doel van een bundel is iets te zeggen over de eigen tijd, om het “in een structureel kader te begrijpen” (p 9), dan is dat alles-was-vroeger-beter-motief meestal niet erg verhelderend en wordt het vaak zelfs vervelend. Zelfs als dat gebeurt onder het motto “De tijdgenoot weet niets” (p 9).

Hertmans probeert het wel. Maar de twintig mini-essays – hij noemt ze zelf “overwegingen” – lezen niet als een geheel. Het zijn losse flodders, die voortkabbelen zonder ergens naartoe te gaan. Dat is het goed recht van een auteur die begint met de stelling dat we bijziend zijn over de eigen tijd. Maar het is na lectuur vrijwel onmogelijk Hertmans gedachtegang te reproduceren, of een of enkele vintage Hertmans-basistheses te formuleren, althans voor deze lezer, en ik daag elke lezer uit tot een poging. De cryptische titels van de essays zullen alvast niet helpen.

Ook dat is nog het goed recht van de auteur. Zijn doel was misschien eerder een mozaïek dan een gedachtegang. Maar ook dan mag de lezer scherpte, zorgvuldigheid en enige ambitie verwachten.

OK, de tijdgenoot weet niets. De auteur had ons gewaarschuwd, en we zijn het met hem eens. Maar we hebben zijn boek gekocht net omdat het de belofte inhield om in deze tijden van niet-weten een kader te bieden. Overambitieus en aanmatigend? Hertmans neemt al meteen in de inleiding die slag om de arm. Maar offreert ons dan toch zijn overwegingen.

We blijven op onze honger zitten, niet alleen omdat Hertmans te vaak blijft steken in “vroeger was alles beter”, maar vooral omdat hij met dit soort klachten verzaakt aan de uitdaging om dingen begrijpelijk te maken.

Klachten en veroordelingen gebeuren vaak met clichés, en die zijn nogal eens onzorgvuldig. “Dat omzichtige, aftastende spreken is de afgelopen decennia steeds meer in onbruik geraakt.” (p 45) Het kan best zijn dat Hertmans dat zo aanvoelt, maar is het ook zo? “Het publieke domein wordt zo een slagveld voor agressieve ventilatie, terwijl het vroeger een leerschool vormde voor zelfbeheersing” (p 113) Ik lees blijkbaar andere dingen in dat publieke domein dan Hertmans.

De lezer voelt al aan. Het is de schuld van internet en sociale media. Dat Hertmans – waarschijnlijk, hopelijk – verstandig gebruikt, in tegenstelling tot “de massa’s (argeloze) mensen” (184, 65), de mensen die “vier nachten per week moet werken voor 1.200 euro per maand, (en die de) ruimte voor nuance misschien niet (hebben).”

Want “we maken een merkwaardige regressie mee in de manier waarop mensen kennis vergaren” (p 56). Dat is toch algemeen geweten? Meer nog: “We kunnen onomwonden spreken van de paradox van kennisgaring in tijden van internet. Toen het internet jong was, heerste de utopische gedachte dat het beschikbaar maken van kennis de gehele mensheid zou verlossen van onwetendheid … Voor grote delen van de mensheid blijkt het omgekeerde het geval: hoe meer informatie beschikbaar, hoe meer dwaling mogelijk.” (p 53)

Zo ongeveer spraken de bisschoppen ten tijde van de uitvinding van de boekdrukkunst.

Wat hebben we nog? Neoliberalisme natuurlijk. Die autistische (p 32), hardvochtige (p 83), rabiate (85), cynische (101), op hol geslagen meritocratische (119), roofbouw plegende (198) stroman die Hertmans overal opvoert en nergens definieert of analyseert.

Onzorgvuldig is het. Deugdzaamheidsignalering aan de eigen groep. Of alleszins onvolledig. Zoals de nogal plompe afbakening van de drie en slechts drie thema’s die volgens Hertmans onze tijd beheersen: klimaatverandering, de crisis van de neoliberale wereldorde en migratie. Oorlog? (Hertmans leverde zijn boek in bij de uitgever vlak na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne) Armoede? Pandemieën? Nucleaire dreiging? Afrika? China?

Akkoord, het wordt wat veel. Maar dat is net het punt. Mensen zijn (andermaal) overdonderd door de hoeveelheid morbide symptomen in het interregnum tussen het stervende oude en het nieuwe dat nog niet kan geboren worden (Gramsci, 1935), en ze vragen hun schrijvers om verheldering.

Ook als die moeilijk te geven is. De Britse historicus en opiniemaker Adam Tooze (her)lanceerde een tijd geleden de term Polycrisis als lens om naar onze tijd te kijken. Hij geeft toe: Polycrisis is een nogal grandioze en abstracte term en voor veel mensen misschien wat “Zeitgeisty”. Maar “We need to think “big”. Or rather we need to learn how to span the void between the very big and the very particular, the micro and the macro.” (Polycrisis – thinking on the tightrope.)

De leegte overbruggen tussen het grote en het bijzondere, tussen micro en macro, is een “Latourian theme”, voegt Tooze eraan toe, verwijzend naar de onlangs overleden Franse filosoof en socioloog Bruno Latour, die Hertmans ook vaak citeert.

Hertmans zit daarmee wel degelijk in het spoor van wat kan worden gedacht over onze tijd. De titel van de bundel, Verschuivingen, echoot de titel After Lockdown: A Metamorphosis, die Latour gaf aan zijn covid-boek, maar ook The Metamorphosis of the World, de titel die de Duitse socioloog Ulrich Beck gaf aan zijn laatste boek.

Metamorphosis maps out similar territory to polycrisis [en Verschuivingen, zouden we kunnen toevoegen], but with a different emphasis, pointing to the challenge of change outpacing comprehension“, schrijft de Australische, in Japan wonende auteur en onderzoeker Christopher Hobson in een artikel over de gelijkenissen en verschillen tussen polycrisis en metamorphosis, en over Ulrich Beck., en hier.

Hertmans verwijst nergens naar Beck, maar herkent zich zeker in de openingszinnen van The Metamorphosis of the World:

The world is unhinged. As many people see it, this is true in both senses of the word: the world is out of joint and it has gone mad. We are wandering aimlessly and confused, arguing for this and against that. But a statement on which most people can agree, beyond all antagonisms and across all continents, is: ‘I don’t understand the world any more’.

Of verder:

The scale of change is beyond our imagination. The idea that we are the masters of the universe has totally collapsed and has turned into its opposite. In the age of climate change, modernization is not about progress, or about apocalypse – this is a false alternative. Rather, it is about something ‘in-between’. We do not even have a word for this; we need a new public and scientific vocabulary. I propose the notion of ‘Verwandlung’ – ‘metamorphosis of the world’.

De onmacht om over dit tijdperk na te denken met het huidige vocabularium en de bestaande denkkaders, laat staan om politieke antwoorden te verzinnen, is een thema in Verschuivingen.

In het essay Zuilen en Bubbels (p 138-153) schrijft Hertmans over dat politiek onvermogen, over hoe politieke acties van groene en gele hesjes elkaar in de weg lopen omdat ze thematische politiek zonder ideologie geworden zijn. “(A)lle wezenlijke problemen van vandaag zijn grensoverschrijdend. … De drie huidige grote problemen [ter herinnering: klimaatverandering, de crisis van de neoliberale wereldorde en migratie] kunnen onmogelijk worden opgelost door identitair, nationaal of cultuurcentristisch te denken, maar slechts door over vormen van ordening planetair na te denken.” (p 151-152) “Planetair nadenken”, het staat er echt.

Nu, we kunnen er schamper over doen. Maar Hertmans is andermaal iets op het spoor. Onder meer Ulrich Beck, alweer, heeft interessante dingen geschreven over wat hij methodological cosmopolitanism noemt, en de moeilijke uitdagingen voor de politieke offspring ervan, cosmopolitan risk communities. (open pdf)

Het is niet als het over politiek of politieke filosofie of sociologie gaat dat Hertmans op zijn sterkst is. Van de twintig essays is De Verbeelding van de Bibliotheek (p 167-187) het beste en het mooiste. Het is wellicht niet toevallig ook het langste. Het essay, zo stel ik me voor, is ontstaan vanuit de paradox van de schrijver die beslist te schrijven in het besef van de onmacht om over dit tijdperk na te denken met het huidige vocabularium en vanuit de teksten die vandaag geproduceerd worden. Het gaat over geletterdheid en gemurmel, over literatuur en voxpop, over wat het betekent een boek te schrijven, over chatGPT (avant la lettre). Hier bevindt Hertmans zich op vaste grond.

Voor een ietwat bijtender en vooral grappiger kritiek op Hertmans e.a.: lees de column van Tom Heremans.


Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *