Waar staan we nu met onze bedenkingen over Corporate Social Responsibility (CSR), of Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)?
We hebben een reeks mankementen van de CSR- of Stakeholders theorie aangeduid (en hier) en een alternatieve benadering voorgesteld.
In die alternatieve benadering is het belangrijk dat we business ethiek niet teveel benaderen vanuit een intuïtieve feel good ethiek, maar dat we die specifieke tak van ethiek inkaderen in een goed begrip van hoe markten, vennootschappen en managers in realiteit en binnen het huidige wettelijke kader werken.
Anderzijs moet business ethiek ook ingekaderd worden in een algemene ethiek.
Joseph Heath biedt een heel plausibel en werkbaar voorstel voor dat kader. De ethische rol van bedrijven in een markteconomie is op de eerste plaats efficiëntiebevordering. Via het winstmechanisme en het dictaat van echt vrije concurrentie zorgen bedrijven ervoor dat ons aller welvaart optimaal bevorderd wordt (voor economen: er is daar zelfs een economische “wet” of model voor: het eerste fundamenteel theorema van de welvaartseconomie).
In dat kader is er een rol voor de overheid. Zij moet erop toezien dat de mogelijkheidsvoorwaarden van die efficiëntiebevordering (winstmaximalisatie en vrije concurrentie) gevrijwaard zijn.
De overheid doet dat via een wettelijk kader. Maar dat kader is vaak een redelijk bot instrument. Daarom kunnen de overheid en de maatschappij ook een beroep doen op een – breder, en “goedkoper” – ethisch kader. De algemene richtlijnen die de ethische rol van bedrijven moeten vrijwaren, zijn duidelijk; we mogen dus van bedrijven (managers) verwachten dat ze zich maximaal aan die regels houden.
Bedrijven staan niet buiten de algemene ethiek. Ze kunnen functioneren omdat ze ingebed zijn in een breder maatschappelijk geheel. Er is dus, buiten het strikt wettelijke kader, een impliciet maatschappelijk contract. Gedragingen zoals belastingontwijking betekenen een inbreuk op dat impliciete maatschappelijk contract, ook al vallen ze strikt genomen binnen de wet.
De complementariteit tussen ethische normen en wetten werkt natuurlijk in twee richtingen. Normen inspireren wetten en regelgeving; maar wetten en regelgeving hebben ook invloed op normen.
Dat is wat de Amerikaanse economist, Nobelprijswinnaar en ex-chief-economist van de World Bank Paul Romer bedoelt in een recent interview:
(M)any of the arguments about, say, allowing the market to run and giving people more freedom make more sense if, when you do that, you don’t change norms. But if, when you do that, you encourage norms that are destructive, that kind of laissez-faire approach can be harmful.
We keren terug naar het tweede deel van de tweet van Branko Milanovic, waar dit reeksje mee begon:
A correct approach is to see them [companies] in fully Friendmanite terms and precisely because of that to regulate or tax them so that social outcomes can be improved.
Met “Friedmanite” verwijst Milanovic naar een berucht artikel (1970) van de Amerikaanse economist Milton Friedman, met als titel: The Social Responsibility of Business Is to Increase Its Profits.
Wat bedoelde Friedman met die provocerende titel?
Hier is de centrale quote uit het artikel:
In a free-enterprise, private-property system, a corporate executive is an employee of the owners of the business. He has direct responsibility to his employers. That responsibility is to conduct the business in accordance with their desires, which generally will be to make as much money as possible while conforming to the basic rules of the society, both those embodied in law and those embodied in ethical custom.
Milton Friedman (1970)
En zijn hoofdargument: Als managers aan CSR doen, dan:
(T)he corporate executive would be spending someone else’s money for a general social interest.
Milton Friedman (1970)
Voor de duidelijkheid voegt Friedman eraan toe: de manager zou zijn aandeelhouders benadelen door hun winst te verlagen; hij zou zijn klanten benadelen door hun prijzen te verhogen; en hij zou zijn werknemers benadelen door hun lonen te verlagen.
En:
If he does this, he is in effect imposing taxes, on the one hand, and deciding how the tax proceeds shall be spent, on the other.
Milton Friedman (1970)
En dit zijn beslissingen die niet de manager toekomen, maar de democratische politiek.
Draai het of keer het hoe je wil, maar eigenlijk is hier weinig op aan te merken.
Het duiveltje, en het punt waar Friedman zelf inconsequent is, zit hem natuurlijk in de toevoeging die hij zelf deed: “… while conforming to the basic rules of the society, both those embodied in law and those embodied in ethical custom“.
“Embodied in law and embodied in ethical custom” verwijst net naar de noodzakelijke complementariteit tussen wet- en regelgeving en ethiek, vanuit een een kader waarin de set van winstmaximaliserende strategieën beperkt is tot strategieën en handelingen onder alle voorwaarden van perfecte mededinging.
Nu, Friedman verwijst in zijn artikel op smalende wijze naar “avoiding pollution” (… and whatever else may be the catchwords of the contemporary crop of reformers). Maar “avoiding pollution” is het schoolvoorbeeld waar een bedrijf onder perfecte mededinging de negatieve externaliteiten van de vervuiling zou moeten verrekenen in zijn prijzen.
Friedman laat dus de grens vervagen tussen ethisch aanvaardbare handelingen van bedrijven en ethisch niet-aanvaardbare, maar wettelijk wel mogelijke (zolang je niet gepakt wordt). En daar gaat hij in de fout.
Andere formuleringen van een governance code voor bedrijven houden diezelfde slag om de arm. De Belgische Corporate Governance Code 2020, bijvoorbeeld, bepaalt dat “De raad zorgt ervoor dat de bedrijfscultuur de verwezenlijking van de ondernemingsstrategie ondersteunt en dat de bedrijfscultuur verantwoordelijk en ethisch gedrag bevordert.”
We gaan ervan uit dat de schrijvers van zulke codes, en heel wat managers, het ernstig nemen met zulke “ethische toevoegingen”. Maar tegelijk moeten bedrijven toch ook bekommerd zijn om een gelijk speelveld? Wat doen we met bedrijven die de ethische toevoegingen wel onderschrijven, maar tegelijk de kantjes eraf lopen?
In een reactie op het manifest van de Amerikaanse Business Roundtable, waarin CEO’s van 192 van de grootste Amerikaanse bedrijven zich bekeerden tot stakeholder kapitalisme, schreef de gezaghebbende Amerikaanse economist Larry Summers:
All companies do right some of the time. Some companies do right all of the time. But even the Business Roundtable should know that all companies do not do right all of the time. That is why a serious Business Roundtable program in support of stakeholder capitalism will include legislation and regulation.
Lawrence Summers (2019)
Juist ja, wet- en regelgeving. Dat is wat Milanovic bedoelt als hij oproept “to regulate or tax them so that social outcomes can be improved” als alternatief voor CSR.
In het hoogdravende manifest van de Business Roundtable vinden we echter geen enkele oproep of verwijzing naar regelgeving.
Bedrijven en hun managers zitten daar geprangd in een dilemma. Enerzijds zijn ze wel degelijk geïnteresseerd in een gelijk speelveld, waar alle bedrijven zich aan dezelfde regels moeten houden. Anderzijds zijn ze allergisch aan een overdaad aan regelgeving.
Zoals in het artikel van de Nederlandse hoogleraar Bedrijfsethiek Muel Kaptein, waar ik al eerder uit citeerde:
Er ligt daarbij wel een groot gevaar op de loer. Als we deze lijn doortrekken, dan wordt er straks van de overheid geëist dat deze met allerlei nieuwe wetten komt om bedrijven tot meer ethiek te dwingen. Het gevolg daarvan is dat ethiek wordt verengd tot compliance en toezicht zonder de eigenheid en motivatie van bedrijven zelf. Terwijl dat juist ethiek is.
In deze redenering zou kinderarbeid misschien nog altijd moreel verwerpelijk zijn, maar wel wettelijk toegelaten.
Natuurlijk, net zoals het naïef is om alle heil te verwachten van CSR-verklaringen, en “de eigenheid en motivatie van bedrijven zelf”, is het naïef om alle heil te verwachten van wet- en regelgeving.
Bedrijven hebben gelijk als ze klagen dat wet- en regelgeving vaak verstikkend werkt, in plaats van een gelijk speelveld te creëren voor vrije concurrentie (tegelijk staan heel wat onder hen vooraan in de rij om te lobbyen voor regelgeving die hen uitkomt). De Amerikaanse economist en blogger Tyler Cowen herhaalt nu al een tijd het mantra our regulatory state is failing us, telkens met voorbeelden uit de praktijk.
Net zoals we kritisch moeten zijn over mogelijks holle oproepen en niet-afdwingbare beloftes voor Corporate Social Responsibility, moeten we kritisch zijn over wet- en regelgeving die niet doet waarvoor ze gemaakt is.
Maar we hebben nu wel een gemeenschappelijk kader voor beide kritieken. Zowel bedrijfsgedrag als wet- en regelgeving kan worden beoordeeld vanuit het criterium van efficiëntie- en welvaartsbevordering in een systeem van winststreven onder vrije concurrentie.
Pingback: Maatschappelijk zorgplicht (aka MVO, CSR, sustainable value creation, ...) - Reluctant Economist
Pingback: "We eisen te weinig van onze bedrijven" - Reluctant Economist
Pingback: Unilever en Danone, slachtoffers op het altaar van MVO? - Reluctant Economist