In december 2022 was het tweehonderd jaar geleden dat de Generale Maatschappij van België werd opgericht. Op een overzichtsartikel door Stefaan Michielsen in De Tijd na, is deze verjaardag zonder enige herdenking voorbijgegaan.
Dat is toch een beetje merkwaardig. De Sociéte Générale, opgericht door de Nederlandse koning Willem I acht jaar vóór het ontstaan van België als Algemeene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de Volksvlijt, was meer dan honderd jaar lang een van de belangrijkste steunpilaren van de Belgische economie. Op een hoogtepunt in 1928 vertegenwoordigde ze 8 procent van die Belgische economie.
Marc Deloof van de Universiteit van Antwerpen en Gertjan Verdickt van de KULeuven onderzochten in een recente paper de financiële prestaties en impact van de Oude Dame van 1850 tot de roemloze neergang na de overnamepoging door de Italiaanse financier Carlo De Benedetti in 1988 en de uiteindelijke overname door de Franse Compagnie de Suez.
In 1850 was de Société Générale de eerste universele bank ter wereld, die dus zowel bankactiveiten ontplooide als venture capital, private equity en holdingactiviteiten. Vanaf 1935 moest ze, zoals alle universele banken ter wereld, die twee activiteiten splitsen en ging ze verder als holding.
De auteurs tonen na minutieus onderzoekswerk aan dat de Société Générale tot aan de Eerste Wereldoorlog beduidend beter presteerde dan de markt (de andere Belgische beursgenoteerde bedrijven) en dat dat voor een goed deel te danken was aan haar private equity portfolio (participaties in niet-beursgenoteerde bedrijven). In die zin is de geschiedenis van de Generale een interessante lens om te kijken naar de huidige hernieuwde belangstelling in private equity.
Vooral na 1935 begon de Generale Maatschappij te slabakken en was ze alleszins niet meer de motor van innovatie en groei die ze tot dan was geweest. De Société bleef na 1935 vooral geïnvesteerd in sectoren die haar, en België, groot hadden gemaakt: steenkool (tot 1980!), banken, spoorwegen en staal. De opkomst van de nieuwere industrieën vanaf ongeveer 1930 en zeker na de Tweede Wereldoorlog heeft ze zo goed als volledig gemist, althans als dominante speler. Toenemende internationale concurrentie deed de rest.
Stefaan Michielsen wijst er in zijn (beter geschreven) artikel op dat de Société Générale daarmee ook de verschuiving van het economisch zwaartepunt van Wallonië naar Vlaanderen heeft gemist.
Persoonlijke anekdote 1: Toen ik in juli 1988 startte op de redactie Economie van De Standaard was het heetst van de overnamestrijd net achter de rug. De opwinding over de uitstekende verslaggeving van die spannende periode, onder leiding van Jan Bohets en met onder meer ook Stefaan Michielsen, zinderde nog na.
Persoonlijke anekdote 2: In 1990 mocht ik het relaas van René Lamy, de laatste gouverneur van de Société Générale, over de overnamestrijd vertalen in het Nederlands. Het ware verhaal van een openbaar overnamebod: de strijd om de Generale Maatschappij werd uiteindelijk een gemiste kans om ook het menselijk verhaal te vertellen over een drama dat België maandenlang in zijn greep had gehouden. Het was helaas ook het ultieme bewijs van hoe een gebrek aan visie, leiderschap en transparantie het einde had betekend van wat ooit het kroonjuweel van la Belgique á papa was geweest. Het boek is wellicht nog te vinden in het tweedehandscircuit. Niet kopen. Het is houterig (en verbitterd) geschreven, en houterig vertaald.