In landen met mobielere arbeidsmarkten, waar werknemers vaker van job veranderen, stijgt het loon van die werknemers meer over hun loopbaan.
Niklas Engbom van New York University toonde het verband aan in een grondig en gesofisticeerd onderzoek van arbeidsmarkt- en loondata (lang artikel met wiskundige modellen; hier een korte samenvatting) van 23 OESO-landen over een periode van meer dan twintig jaar.
In een mobielere arbeidsmarkt zijn werknemers in Engboms model meer geneigd hun kennis en vaardigheden te ontwikkelen. Ze zullen immers gemakkelijker jobs vinden waar hun vaardigheden het nuttigst zijn, en dat gaat vaak gepaard met loonstijging. Maar een groot deel van de grotere loonstijging over de loopbaan in mobielere arbeidsmarkten vindt ook plaats binnen dezelfde job.
Landen met de grootste arbeidsmobiliteit (VS en UK) zijn 2.5 meer “fluïde” dan landen met de laagste arbeidsmobiliteit. Het verschil in loongroei over een loopbaan van 25-54 jaar is opvallend (zie grafiek).
België prijkt op de grafiek samen met Griekenland en Oostenrijk opvallend links onderaan. Een deel van de verklaring is wellicht het aandeel van werknemers in de publieke sector, dat voor België met 27 procent het hoogste is van de onderzochte landen. Een ander deel van de verklaring is de stroeve arbeidsmarktregulering.
Engbom haalt in zijn onderzoek de interessante case van Spanje aan. Dat land voerde midden de jaren 1990 een grondige versoepeling in van de arbeidsmarktregulering, waardoor het in een klap van een van de strengste reguleringen in Europa naar een van de soepelste ging. Na een aanpassingsperiode waarin de lonen van nieuwe toetreders tot de arbeidsmarkt daalden, steeg de arbeidsmarktmobiliteit en meteen ook de loongroei over de loopbaan aanzienlijk.