Filosoof Maarten Boudry zat op 16 januari in De Afspraak over ongelijkheid en armoede. Hoewel hij in de korte tijd die hem bemeten was, rustig het spanningsveld tussen armoede en ongelijkheid probeerde te duiden tegenover een populistische tegenstrever, kreeg hij (en niet de populist) na de uitzending zowat heel weldenkend Vlaanderen over zich heen.
In wel wat reacties kwam er ruimte om te nuanceren en aan te vullen. Andere reacties waren louter Boudry-bashing. Iemand kroop in de pen om een zelfverklaard “onderbouwd antwoord” te geven op het “holle vat” dat Boudry blijkt te zijn. Het artikel was helaas noch onderbouwd, noch een antwoord op wat de Gentse filosoof had proberen duidelijk te maken.
Boudry was verder ook (kleine greep): een “omhooggevallen charlatan”, een “kampioen in denkfouten”, de “ambassadeur van het quasi-verplicht vooruitgangsoptimisme”, een “goudvis die het water in zijn vissenkom niet ziet”, een “irrelevant verschijnsel”, “iemand die iets te enthousiast aan zijn eigen scheten ruikt”, en zelfs “een klimaatontkenner”.
Boudry is flink genoeg om zichzelf te verdedigen. Men kan vinden dat hij te graag de voorspelbare provocatie opzoekt. Maar wat in de meeste reacties na De Afspraak vooral stoorde, was de versimpeling van een debat dat te belangrijk en te complex is om herleid te worden tot bashing en slogans.
Google Scholar geeft 3.4 miljoen resultaten voor ‘poverty inequality’. Dat is meer dan voor een zoekopdracht op ‘global warming climate change’. Alleen al voor dit jaar (2023) geeft Google Scholar 1,410 resultaten voor ‘poverty inequality’. Ik zal maar meteen bekennen: ik heb ze niet allemaal gelezen. In Vlaanderen wordt bovendien grondig en degelijk onderzoek verricht naar armoede en ongelijkheid.
Het tijdschrift voor samenleving en politiek SAMPOL had (toevallig) net ook in januari een heel themanummer over armoede en ongelijkheid.
Wat volgt is dus niet meer dan een bescheiden en ongetwijfeld onvolledige poging om het debat te kaderen.
Geschiedenis: De Big Facts
De Big Facts zijn cijfers en feiten over armoede die in debatten over hedendaagse armoede soms vergeten worden. Ze zijn niet alleen relevant omdat ze historisch perspectief bieden, maar ook omdat ze iets kunnen zeggen over hoe armoede verder zal evolueren. Met de ontkenning ervan (het gebeurt!) plaatst iemand zich eigenlijk buiten het debat.
- Groei en inkomen: In wat Bradford deLong de long twentieth century noemt (van 1870 tot 2010) steeg de economische groei van 0.45 procent per jaar vóór 1870 naar 2.1 procent per jaar na 1870. Die volgehouden stijging, die nooit in de geschiedenis was voorgekomen, resulteerde in de 140 jaar van de lange 20ste eeuw in een vermenigvuldiging van de wereldrijkdom met 21.5. Omdat de wereldbevolking in die periode groeide met een factor zes, steeg het gemiddeld inkomen “maar” met 8.8.
- Om die 8.8 wat concreter en kortere termijn te maken: in 1975 moest de mediaan Amerikaanse werknemer 60 uren werken om een tv-toestel te kopen; in 2013 was dat 7 uren (voor een tv-toestel met onvergelijkbaar betere kwaliteit).
- Armoede: de jongste twintig jaar is de armoede in de wereld zowel relatief als absoluut fors gedaald. Het aandeel van de wereldbevolking dat moet rondkomen met minder dan 2.15$ per dag daalde tussen 1990 en 2019 van 38 procent naar 8 procent, of van 2 miljard mensen naar 648 miljoen.
Ook met hogere armoedegrenzen zien we die daling. Het aandeel van mensen die met minder dan 6.85$ per dag moeten rondkomen, daalde van 69 procent naar 47 procent. In absolute aantallen steeg het aantal mensen onder die armoedegrens eerst van 3.64 miljard in 1990 naar 4.21 miljard in 2000, om dan te dalen naar 3.59 miljard in 2019. (bron is telkens Our World in Data) - Economische groei doet armoede dalen (het trickle-down effect op armoede).
- Verschillen in inkomen en vermogen worden voor een deel beïnvloed en in stand gehouden door machts- en klasseverhoudingen binnen landen en tussen landen.
Driehoek armoede-ongelijkheid-groei
Vooral als we naar de (richtingen van) verbanden tussen armoede, groei en ongelijkheid kijken, zijn er naast de Big Facts waarnemingen en verbanden waar sterke of minder sterke vermoedens zijn, die nog verder onderzoek vergen, of waar de omstandigheden een rol spelen.
- Groei is vaak maar niet altijd distributieneutraal (het trickle-down effect op ongelijkheid). De impact van groei op ongelijkheid is ambigu. Hij hangt bijvoorbeeld af van de bronnen en de verdeling van groei (geografisch en over sectoren). In nogal wat gevallen zal groei de rijken meer ten goede komen dan de armen.
- De omgekeerde impact, van (hoge) ongelijkheid op groei, is ook ambigu. Ongelijkheid kan groei bevorderen, maar ook belemmeren.
- Extreme ongelijkheid, een concentratie van inkomen en vermogen bij een heel klein deel van de bevolking, kan via diverse kanalen nefaste invloeden hebben op de democratie en het algemene welbevinden van de bevolking.
De complexe driehoeksverhouding tussen groei, ongelijkheid en armoede wordt mooi samengevat in een grafiek in een recente (2021) working paper van het IMF: Links between growth, inequality, and poverty: A survey.
Die Poverty-Growth-Inequality Triangle werd voor het eerst uitgewerkt door de Franse economist François Bourguignon, voormalig chief economist van de Wereldbank en directeur van de Paris School of Economics. Bourguignon stelt dat “creating development strategies for reducing poverty is challenging not because of its relationship with growth on the one hand and with inequality on the other. Rather, the difficulty lies in the two-way interaction between growth, inequality, and poverty.”
De IMF Working Paper herneemt de driehoek, trekt pijlen in beide richtingen tussen armoede, ongelijkheid en groei, en gaat dan in 58 recente (2007-2020) wetenschappelijke empirische artikels na wat de auteurs zeggen over het verband.
Dit komt uit dat overzicht, met + voor positief effect (lagere armoede of ongelijkheid; hogere groei) – voor een negatief effect, en = voor noch negatief, noch positief:
- Groei -> armoede: + in 20 artikels
- Armoede -> groei: 3-; 1=
- Groei -> ongelijkheid: 4-; 4+; 2=
- Ongelijkheid -> groei: 22-; 9+; 3=
- Ongelijkheid -> armoede: 3-; 2+
- Armoede -> ongelijkheid: 1-
Enkel voor groei -> armoede is er unanimiteit. Als de 58 artikels die de Working Paper onderzocht enigszins representatief zijn, dan past voor de rest enige bescheidenheid qua forse uitspraken.
Of we kunnen het oor te luisteren leggen bij twee peetvaders van het wereldwijde armoede- en ongelijkheidsonderzoek: de Servisch-Amerikaanse economist Branko Milanovic en de onlangs overleden Australische economist Martin Ravallion.
In een artikel uit 2018, Inequality is bad for growth of the poor (but not for that of the rich), schrijven Milanovic en de Nederlandse senior economist bij de Wereldbank Roy van der Weide over trickle-down:
(T)he lower incomes have also participated in growth, albeit not as much as the top incomes. Rather our findings suggest that the “trickle-down effect” is larger in states or times that can be characterized by lower levels of inequality.
Ze stellen enkele hypotheses voor over hoe en in welke mate het trickle-down effect wel of niet zou werken, maar besluiten:
(T)hese arguments are conjectures, and their acceptance or rejection clearly requires more empirical and theoretical work.
Ravallion gaat in een artikel uit 2005, Inequality is bad for the poor, op zoek naar manieren waarop we groei meer pro-poor kunnen maken, en waarschuwt:
If we agree that poverty reduction is a far more important overall goal for development policy than reducing inequality per se then we should not accept redistributive policies that come at the expense of lower longer-term living standards for poor people. Reducing inequality by adding further distortions to an economy may well have ambiguous effects on growth and poverty reduction.
Een win-win aanpak zou erin bestaan
to combine growth-promoting policies with the right policies to assure that the poor can participate fully in the opportunities unleashed, and so contribute to that growth.
Maar ook hij besluit:
There is still much we do not know about the most appropriate policy combinations in specific circumstances.
Vervolg: De morele (ir)relevantie van ongelijkheid: Het is complex
Pingback: Ongelijkheid en armoede: Het is complex (2) - Reluctant Economist