De economische waarde van een goede leraar

Een gevoelig onderwerp, natuurlijk. En dat geldt niet alleen voor het debat over het verschil tussen goede en “minder goede” leraars, maar wellicht nog meer voor de poging om dat verschil een economische waarde te geven.

In een artikel uit 2011, The economic value of higher teacher quality, stelt de Amerikaanse economist Eric Alan Hanushek, die in zijn loopbaan al meer dan wetenschappelijke 500 artikels gepubliceerd heeft over de economie van het onderwijs, voor de kwaliteit van leraars te meten aan de kwaliteit van hun “eindproduct”, geschoolde studenten (gemeten met gestandaardiseerde, vergelijkbare uitslagen op testresultaten, een methode waar bij ons onder meer ook cognitief psycholoog Wouter Duyck voor pleit).

De economische waarde van de scholing voor de individuele student meet Hanushek dan door studenten te volgen over hun beroepsloopbaan en te meten, in termen van beroepsinkomen, wat de impact is van betere testscores.

Uit eerdere studies blijkt een heel consistent verband tussen hogere testscores en een hoger inkomen. Schattingen variëren tussen 10 en 20 procent.

Bevindingen:

  • Een leraar die een standaarddeviatie beter is dan het gemiddelde genereert over de loopbaan van een student 400,000 dollar aan bijkomend inkomen.
  • Als de VS de slechtste 5-8 procent van hun leraars zouden vervangen door gemiddeld goede leraars zou het Amerikaanse onderwijs op het niveau van Canada en Finland komen (gemeten door internationale standaardtesten). De Amerikaanse economie zou daardoor, in de meest conservatieve schatting, 100 biljoen dollar groter kunnen zijn.

Hanusheks conclusie, die volgens mij ook relevant is voor het Vlaamse onderwijs:

Many politicians have in fact pursued school improvement, and spending on schools has risen sharply over the five decades. The policies introduced have, however, been ones that have direct benefits to current school personnel, such as reduced class size or higher overall salaries, although these policies have not been ones that have led to higher student achievement. The bottom line remains that much higher teacher salaries would be economically justified if salaries reflected teacher effectiveness more closely.

Enkele bedenkingen:

  • Zie ook het pittige debat tussen directrice Christine Hannes en cognitief psycholoog Wouter Duyck in De Standaard (betalend artikel)
  • Het debat is natuurlijk zeer relevant voor een discussie over prestatieverloning van leraars en mogelijkheden om “slechte” leraars te ontslaan. Hoe groot is de opening bij de onderwijsvakbonden om hierover te praten? Met een beslag van 12.2 miljard euro (waarvan 70 procent salarissen), een kwart van het Vlaamse overheidsbudget, en dat de voorbije vijf jaar met 12 procent gestegen is, met verslechterende resultaten, is er alleszins een economisch argument. Zijdelingse noot: In India blijkt prestatieverloning van leraars te werken.
  • Een grote uitdaging blijft natuurlijk de methode om op een pragmatische manier kwaliteitsniveau van leraars te meten. Gestandaardiseerde testen zullen daarbij wellicht onontbeerlijk zijn.
  • In de praktijk gebeuren evaluaties van leraars vandaag voor een deel aan de hand van studentenevaluaties. Studies, en mijn eigen ervaring, tonen aan dat die manier van evalueren niet werkt. Vraag: als we aan de studenten de keuze zouden laten tussen een studentenevaluatie en een evaluatie die gebaseerd zou zijn op hun capaciteit om later meer te verdienen, welke keuze zouden ze dan maken?

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *